De lakeien van Heleen Mees

Heleenmees_1
Met feminisme is niets mis. In tijden dat we nog steeds zitten meteen glazen plafond, vrouwen in Nederland nog steeds vaker deeltijdwerken dan mannen en veel jonge gescheiden moeders hun kinderen inarmoede moeten opvoeden is het nodig dat af en toe een sterke vrouwopstaat die kritisch het gebrek aan emancipatie aan de kaak stelt. Zoiemand is jurist, econoom en NRC columnist Heleen Mees.

Ik vind het daarom ongelooflijk jammer dat Mees in haar artikeleneen kille vorm van neoliberalisme het emancipatiedebat binnensmokkelt.‘De verzorgingsstaat verstikt migranten. Bouw hem om tot eenkansenmaatschappij’ kopte haar stuk in de opiniebijlage van NRC Handelsbladdit weekend. Het artikel was een lofzang op New York ‘het ultieme modelvoor een samenleving zonder grenzen. Het is de stad van de toekomst’.Mees woont zelf in New York en beschrijft een toestand die voor haarblijkbaar paradijselijk is ‘De winkels zijn de hele week tot negen uur’s avonds open en de deli zelfs dag en nacht. Nannies zorgen voor de kinderen in de buurt en dogwalkerslaten de honden uit.’ Daarnaast blijkt er in New York ook nog een grote gemeenschapszin te bestaan en is er een ‘sterke onderlingebetrokkenheid’.

De lezer vermoedt het al: dit is een aanleiding tot de gebruikelijkeneoconservatieve riedel over de verzorgingsstaat, die mensen passiefzou houden en zou segregeren en vernietigend zou werken voor‘gemeenschappen’. En inderdaad. Het langdurig afhankelijk zijn van eenuitkering werkt ‘vervreemding en apathie in de hand’. In Nederland is–alweer vanwege de verzorgingsstaat natuurlijk- een ‘overschot aanlaagopgeleiden gedwongen tot inactiviteit’. Maar nog meer, Mees moetook nog iets zeggen over een ander geliefd onderwerp van rechts:‘Bovendien dwingt de hoge belastingdruk, die zo kenmerkend is voor deverzorgingsmaatschappij, mensen die wel een baan hebben ertoe omallerlei laagwaardig werk zelf te doen’. Want nanny’s, werksters enhondenuitlaters zijn schandalig duur in Nederland. Schande! Mees moetzelfs twee weken wachten tot er eindelijk plaats is bij haar manicure!Een ramp voor de emancipatie van de hoogopgeleide vrouw.

Want dat is de makke van de ideologie van Heleen Mees. Haar idealemaatschappij is die van de goedverdienende carrièrevrouw met eenstevige opleiding. Het ‘feminisme’ van Mees is de hartenkreet van eenverwende klasse van vrouwen met een hoog inkomen, die vinden dat zebuiten hun drukke baan om moeten kunnen leven als prinsesjes, omgevendoor hofdames en lakeien.

Er is echter ook een andere kant aan het goudgerande verhaal van Mees. Dan hebben we het over de klasse van de working poor in New York. Meer dan een kwart vande inwoners van de staat New York valt onder deze categorie. En dat ineen stad waar de kosten van de noodzakelijke basisbenodigdheden om televen de pan uitrijzen. Laat het nu net deze groep zijn die de hofhouding van de NRC columniste bevolken.

De nanny waar Heleen Mees zo prijzend over schrijft, zorgt misschienvoor de kinderen van haar rijke klanten, maar heeft geen tijd om voorhaar eigen kinderen te zorgen, omdat ze geen crèche kan betalen. Dehondenuitlater moet niet ziek worden, want in de keiharde competitievesamenleving van New York krijgt ze niet doorbetaald en verliest met eenbeetje pech zelfs haar baan. Die dame die Mees’ kopje koffie zet bij deStarbucks op de hoek is onverzekerd en kan de medicijnen niet betalendie ze voor haar depressie nodig heeft. De schoonmaakster in denagelstudio die de schrijfster frequenteert leeft in een huis waarvanhet gas is afgesloten omdat ze haar rekening niet kon betalen.

Mees noemt New York een kansenmaatschappij, maar het probleem isjuist dat er in de VS heel weinig ruimte is voor de onderklasse om door te groeien   naar de middenklasse. De lagere inkomens zitten disproportioneel geconcentreerdin een paar wijken (upper Manhattan, de south Bronx en centralBrooklyn) en bestaat voor een derde uit zwarten en voor een derde uitHispanics: over segregatie gesproken. Mensen zitten vastgeklonken inbaantjes zonder enige zekerheid en met weinig kansen om te groeien.Naomi Klein noemde deze baantjes McJobs:geen serieuze banen, maar slechtbetaalde net-niet banen die werknemersaan de onderkant van de samenleving gevangen houden. New York is hetvoorbeeld van een kille, harde competitiemaatschappij met ongelijkestartkansen waarbinnen een grote groep mensen (vooral migranten)stelselmatig uitgesloten wordt. Een situatie waarbij het Nederlandse‘multiculturele drama’ helemaal niets voorstelt.

Het is daarom onbegrijpelijk om Heleen Mees te horen vertellen datNew York zo geweldig is vanwege de laagbetaalde banen (ze noemtschoenpoetsers, ‘waterschenkers in restaurants’ en liftbedienden!). Hetis domweg cynisch als ze schrijft dat ze ‘in New York voortdurend inaanraking komt met mensen in allerlei soorten kleuren en maten’. Isprinses Mees werkelijk blind? Begrijpt ze dan niet dat die geweldige‘gemeenschapszin’ het gevolg is van het feit dat al die mensen ininkomen afhankelijk zijn van rijke dames zoals zij, wanneer ze debehoefte voelt om haar dure merkschoenen te laten poetsen?

En de grap is nu juist dat ze er in New York achter aan het komenzijn dat er geïnvesteerd moet worden in al die mensen onder dearmoedegrens en dat dat betekent dat er meer belasting betaald moetworden. Zo bleek een meerderheid van de New Yorkersvoorstander te zijn van hogere belasting als dat betekende dat er meerwerd geïnvesteerd in openbaar onderwijs en een ziektekostenverzekeringvoor alle onverzekerde inwoners van de staat. Voordelen dus vandiezelfde verzorgingsstaat die Heleen Mees zo bestrijdt.

Feminisme hoort van alle vrouwen te zijn. Niet alleen van een kleinegroep vrouwen met een hoog inkomen. In New York bestaat de klasse vanwerkende armen voor 60% uit vrouwen. Waar blijven die in het paradijsvan het powerfeminisme? Ik vraag me af of het ideeëngoed van Mees de omschrijving ‘feministisch’überhaupt wel verdient. Wat zij doet, is niets anders dan hetverdedigen van een amoreel neoliberalisme dat Nederland vreemd is. Dannog liever een ‘multicultureel drama’.