Update: Onbehagen van de man

Ik twitter tegenwoordig zoveel, dat ik vergeet te bloggen. Goed, ik zal nog even opsommen wat relevant is.

  • Vorige week donderdag was ik te gast in Obalive, gepresenteerd door Jurgen Maas.. Je kunt de uitzending hier bekijken (jawel, een radio-uitzending is tegenwoordig te bekijken). Ik was in het laatste kwartier van dit uur aan de beurt.
  • Gisteren stond ik in de Volkskrant (bijlage) met een heel mooi interview.
  • Ik was vandaag te beluisteren op BNR Nieuwsradio (Paul van Liempt). Je kunt het interview hier terugluisteren.
  • Vanavond heb ik om 19:00 een lezing ism de stichting Aknarij in de bibliotheek van Bos en Lommer in Amsterdam.
  • Een column van Ruben Maes over mannelijkheid en mijn boek in PM.
  • Ik sta met een interview in de Vrij Nederland die net uit is (21 november 2009).
  • Er komt een interview met mij in Intermediair.
  • .. en meer, maar dat laat ik ter zijner tijd horen!

Oh ja. Volg me op twitter voor het laatste nieuws: twitter.com/DylanvR.

Boekpresentatie / Women Inc debat gisteren

Dsc_0260_3

Bovenstaande is een korte impressie van het debat dat ik gisteren tijdens mijn boekpresentatie had met Andreas Kinneging. Het geeft ook wel goed weer hoe ik die avond beleefd heb. Een interessant en roerig debat met één van Nederlands meest vooraanstaande neoconservatieven.

Dsc_0271_3

Ja, dat ben ik. Achter de kansel.

Dsc_0282_3

.. en het eerste exemplaar van mijn boekje reikte ik uit aan Arie Boomsma.

Met dank aan Francien Jonge Poerink voor de foto’s.

Meer foto’s van maandag zijn te vinden op de site van Women-inc.

Het onbehagen van de man: update

De laatste weken zijn zo hectisch dat ik er nauwelijks aan toe kom om iets te schrijven voor mijn weblog, of om zelfs maar een update te geven van de komende activiteiten met betrekking tot mijn boek. Hierbij dan op een rij:

  1. Allereerst natuurlijk de boekpresentatie van Het onbehagen van de man op 16 november. Die heb ik samen met mijn uitgeverij Augustus en Women Inc georganiseerd in combinatie met een debat (‘was will der mann?’). Daar zijn een aantal interessante gasten aanwezig, onder wie Hoogleraar Rechtswetenschap en vooraanstaande neoconservatief Andreas Kinneging, waarmee ik de (verbale) degens zal gaan kruizen. Aan KRO presentator Arie Boomsma zal ik het eerste exemplaar van mijn boek uitreiken, dat vanaf die datum in de winkels zal liggen. En er komen meer interessante gasten: initiatiefnemer van het manifest Papaplus Rutger Groot Wassink, Ondernemer Orville Breeveld, Hoofdredacteur IkVader.nl Henk Hanssen en pionier Hans Faddegon. Het belooft een interessante avond te worden over (hedendaagse) mannelijkheid en mannenemancipatie.
  2. 19 november zal ik een lezing houden uit Het onbehagen van de man in de bibliotheek van Bos & Lommer, een activiteit georganiseerd door de stichting Aknarij.
  3. In het maandblad Opzij van deze maand staat een voorpublicatie uit ‘Het onbehagen van de man’.
  4. In november en december zullen diverse damesbladen, waaronder Elle, Libelle, Red, Mind Magazine en Avantgarde werk van mij of over mijn werk publiceren.

En geheel los van mijn boek en de discussie over mannen stond er in de laatste Waterstof en vervolgens ook op het weblog Sargasso een column van mij met de titel ‘Schop de patatburger uit zijn luie stoel’.

 

Onbeholpen mannelijkheid

Sommige kerels kunnen er gewoon niets aan doen. Die rekken zich uit in hun rafelige t-shirt terwijl ze nietsvermoedend de natte zweetplekken onder hun oksels aan de wereld tonen. Het zijn het soort mannen dat altijd een beetje stinkt, omdat ze nooit deodorant of ook maar aftershave gebruiken. Niet uit een of ander principe, het komt gewoon niet bij ze op. Hetzelfde soort mannen trekt onder een pak altijd de verkeerde – veel te lompe -schoenen aan, of duidelijk afwijkende sokken. Laat ik het de onbeholpen man noemen.

Er zullen er zijn die deze onbeholpenheid typisch mannelijk noemen. Het ligt echter iets ingewikkelder. In een onderzoek van Discovery naar de mindsets van de moderne man komt naar voren dat deze zich steeds bewuster is geworden van het belang van een goed verzorgd uiterlijk. Dat uiterlijk opent deuren voor hem, zowel in zijn carrière als in zijn liefdesleven. Het wordt echter nog steeds niet van mannen verwacht – alle hypes rond de metroman ten spijt – dat ze zich om hun uiterlijk bekommeren. Sterker nog: een dergelijke houding wordt gezien als onmannelijk en feminien. Om aan die tegengestelde verwachtingen te voldoen schipperen veel mannen een beetje. Ze zijn wel degelijk met hun uiterlijk bezig, weten precies wat kan en wat niet kan, maar zullen dat niet zo snel aan anderen laten merken.

De onbeholpenheid van sommige mannen rond uiterlijke verzorging heeft eerder te maken met sociale achtergrond. Even doorvragen bij een aantal van deze zweterige, onwelriekende mannen leverde mij al gauw de informatie op dat zij niet alleen geen deodorant of eau de toilette gebruiken, maar ook hun vaders niet. Voor hun gevoel was het daarom iets geks om dat te doen, iets wat niet bij een man hoorde. Geen gecultiveerde ongecultiveerdheid dus, zoals bij zoveel andere mannen, maar een echte, originele, authentieke onwetendheid rond persoonlijke hygiëne en verzorging. Het viel me ook op dat dit soort mannen meer dan gemiddeld opgegroeid zijn buiten de grote steden en forenzencentra.

Zelf vond ik het gebruik van aftershave juist uiterst mannelijk. Mijn vader had altijd een zweem van geur om zich heen en als jongetje associeerde ik dat met volwassen worden. Echte mannen schoren zich ‘s morgens in hun hemd voor de spiegel en besproeiden zichzelf dan rijkelijk met aftershave, zodat ze de uren daarna die milde zweem van mannelijke lucht om zich heen hadden. Een man die geen aftershave draagt was in mijn ogen daarom een soort… jongetje. Onvolgroeid en een beetje naïef.

Hetzelfde gevoel heb ik als een man duidelijk ruikt naar een goedkope aftershave of deodorant. Een man die penetrant ruikt naar Axe straalt een proletarische onbeholpenheid uit, even belegen als de in drie dagen-oud frituurvet klaargemaakte gehaktstaaf die hij waarschijnlijk in de voetbalkantine heeft genoten van hetzelfde sportcentrum waarin hij de deo heeft opgedaan. Daartegenover gruwel ik van het zachte roze yoghurthuidje dat je wel eens ziet bij rijke mannen uit het Gooij en dat het resultaat is van diverse bezoekjes samen met vrouwlief aan een peperduur wellness-centrum. Je ziet ze al liggen met hun dikke buiken en witte handdoeken naast het zwembad. Helemaal jeuk krijg ik van de afgetrainde sportschoollichamen van Men’s Health lezende metroseksuelen, die zo leven in een wereld van lichamelijkheid en gezondheid dat alle andere dingen in het leven volledig blijken te verbleken.

Tot zover mijn eigen kleinburgerlijke vooroordelen. Het maakt maar weer duidelijk hoe divers opvattingen en verwachtingen zijn over mannelijkheid. Wat je beleeft als ‘mannelijk’ is heel erg afhankelijk van de sociale laag waar je vandaan komt en de mensen waar je nu mee omgaat. Een diepe grondstructuur van wat onder ‘mannelijk gedrag’ verstaan wordt is voor het grootste deel afwezig. En dat is maar goed ook, want het geeft iedere man ook een klein beetje vrijheid om zijn eigen keuzes te maken, zijn eigen mannelijkheid te creëren, zonder zich al teveel te hoeven aantrekken van zijn omgeving. Want, om het even clichématig uit te drukken, op ieder potje past een dekseltje. Het is wonderlijk, maar de onbeholpen mannen waar ik mee begon, vinden vaak bijpassende vrouwen: zonder parfum, make up of hoge hakken.

‘Het onbehagen’ is af!

OnbehagenDaar zat ik dan, de afgelopen maanden met mijn MacBookje tussen een immense stapel boeken koortsachtig te typen. In de dagen dat ik vrij was van mijn werk bij de NPO (ik werk vier dagen) sloot ik me op in mijn Amsterdam-Noordse appartement om te werken aan mijn boek Het onbehagen van de man. Een flinke bevalling, maar ik ben trots op het eindresultaat dat dit najaar bij Uitgeverij Augustus zal verschijnen.

Het is een boek geworden over verschillende vormen van – verondersteld – onbehagen bij de moderne man. De eerste komt van een groeiende groep publicisten en filosofen en mannelijkheidsgoeroe’s die gelooft dat de Nederlandse samenleving de laatste decennia ‘gefeminiseerd’ is geraakt. ‘Vrouwelijke’ normen en waarden zouden prevaleren boven de ‘mannelijke’. ‘Echte mannen’ zouden daar het slachtoffer van zijn. Die mogen geen schuine moppen meer tappen, worden verplicht om voor hun kinderen te zorgen en minder te werken en moeten zich plotseling sensitief gaan opstellen.

‘Ach gut’ dacht ik.

In mijn ogen zijn moderne mannen namelijk vrijer dan ooit. Het klassieke keurslijf van mannelijkheid – alle gevoel behalve agressie onderdrukken, voortdurend de bikkel, het haantje moeten uithangen, de obsessie met status – is veel minder knellend geworden. Dat betekent niet dat mannen van nu zachte eitjes zijn. Integendeel, ze zijn krachtiger, onafhankelijker, zelfbewuster dan hun vaders en grootvaders.

Maar er is een tweede vorm van onbehagen dat wel degelijk relevant is. Dat is dat veel mannen vrijer in hun hoofd zijn dan de maatschappelijke instituties. Die instituties zijn namelijk nog vormgegeven op basis van een volkomen gedateerd kostwinnersmodel. Volkomen belachelijk dat vrouwen zestien weken zwangerschapsverlof hebben en mannen veelal maar twee dagen vaderschapsverlof. Dat mannen na een scheiding vaak een secundaire rol krijgen toebedeeld in de opvang van hun kinderen. Dat veel mannen nog worden uitgelachen als ze minder willen werken om voor hun kinderen te zorgen.

Het is ongelooflijk dat critici zich druk maken over de ‘feminisering’, terwijl mannen nog steeds worden beperkt in de meest basale keuzes in hun leven. Emancipatie wordt met de mond beleden, maar in de politieke praktijk zien we daar armzalig weinig van terug.

En er is nog meer. In mijn boek ga ik in op het denkbeeld dat er ergens een essentiële mannelijke kern is, die voor alle mannen hetzelfde is. In mijn ogen een idiote, niet serieus te nemen gedachte, die geen recht doet aan de individualiteit van afzonderlijke mannen. Toch wordt dit denkbeeld breed uitgedragen. Boeken als Mannen komen van Mars, vrouwen van Venus geven een armzalig beeld van mannen. Toch gaan ze als warme broodjes over de toonbank. In mijn boek geef ik een verklaring voor de immense populariteit van dit soort lectuur.

Daar was ik dus de afgelopen maanden mee bezig. Intussen heb ik mijn manuscript ingeleverd en heb ik eindelijk weer tijd om te bloggen. Ook wel weer eens lekker.

Bavaria, Coke Zero en Axe: mannelijke revanche met een knipoog

‘Revanche!’ dat wil de moderne man als je de marketeers mag geloven. Een paar jaar geleden kwam Bavaria met een reclamespot waarin mannen zich bevrijdden van het juk van de vrouw. Zij trokken de beschaafde kleren van hun lijf, lieten hun baard staan, aten rauw vlees en trokken op naar de kroeg. Dit idee van de man die gefeminiseerd is, onder de plak zit bij de vrouw en weer ‘man’ wordt, komt in de media op verschillende manieren terug. Zo was er vorig jaar de Coke Zero reclame met de man die zijn ex-vriendin de loef afsteekt met een nieuwe (gewillige) vrouw. Dit jaar wordt die reclame opgevolgd door een nieuwe, waarin ditmaal de man de relatie met zijn ex afbreekt met de opmerking dat er ‘nog zoveel andere vrouwen zijn’ (die hem vervolgens van alle kanten bespringen). De ex vindt het allemaal prima: hij moet maar langs moet als hij zin heeft in plezier. Subtekst: as it should be.

As it should be. Een leven zoals ‘echte’ mannen het in hun stoutste dromen voor zich zien. Het is natuurlijk een karikatuur van de man. Het oppermachtige, succesvolle alfa-mannetje, die vooral denkt aan vrouwen en seks en plezier maken. Intimiteit in een relatie is voor hem niet zo belangrijk, hij is als James Bond die het tijdens elke film weer met een andere Bond-girl doet. De mythe van de stoere, dominante, ongebonden man blijft aanspreken. Maar doordat de commercial het verhaal typeert als een mannenfantasie, zit er ook een knipoog in. Dit is niet de echte wereld, maar het mannenfantasieparadijs, het Disneyworld van het testosteronneske verlangen.

Een bijna vergeten Franse psychoanalyticus beweerde ooit dat ons verlangen nooit van onszelf is: wij leren van onze omgeving hoe wij moeten verlangen. Onze dromen en wensen zijn de onze niet, ze worden vóór ons gemaakt. Wij lenen ze van onze ouders en onze omgeving. En in die omgeving heerst momenteel een bepaald dominant ‘vertoog’ over in dit geval mannelijkheid. Dat komt erop neer dat in heel veel teksten, beelden en andere media-uitingen voortdurend een bepaald manbeeld terugkomt, zodat het langzamerhand ‘common sense’ wordt. We nemen aan dat het ‘waar’ is, omdat iedereen het zegt. Dit vertoog over mannelijkheid wordt tegenwoordig steeds meer op Darwin geïnspireerd.

Volgens Darwins evolutietheorie zijn planten, dieren en mensen ontstaan doordat ze zich via natuurlijke selectie in miljoenen jaren aan hun omgeving hebben aangepast. Aangezien evolutie heel langzaam gaat, kan het echter zijn dat als een omgeving snel verandert, de diersoort zich minder in die omgeving thuisvoelt. Neem nu de mens. Ontstond miljoenen jaren terug in de Savanne, maar heeft zich in enkele duizenden jaren tijd opgewerkt van het bestaan van jagers en verzamelaars naar een moderne technologische beschaving. Hadden in de oertijd mannen en vrouwen een duidelijke functie, uitgeselecteerd door de evolutie, nu is die functie vooral voor mannen vervlogen. Vrouwen zijn niet langer van hen afhankelijk voor voedsel en bescherming. Zelfs voor de voortplanting is de man niet echt meer nodig en is een kwakje zaad genoeg. De man heeft geen functie meer. Daar komt nog bij, volgens sommige theoretici, dat er voor jonge mannen geen adolescentie-ritueel meer bestaat (denk aan Indianen die met hun tepels aan een paal omhoog getrokken worden en meer van dat soort fijne dingen). Dat betekent dat mannen nooit volwassen worden, het blijven ‘jochies’.

Volgens deze heersende theorie is de moderne man dus in zijn diepste kern een nogal puberale oermens. Eigenlijk wil hij met zoveel mogelijk vrouwen naar bed (zijn zaad maximaal verspreiden om zoveel mogelijk nakomelingen te verwekken). Om in die positie te komen moet hij zich keer op keer weer bewijzen als alfa-mannetje. Dat doet hij door op te scheppen en zijn spierballen te laten zien. Hij is competitief omdat hij beter moet zijn dan andere mannen. Voorts is hij van binnen uiteindelijk een agressief oerwezen dat ervoor gemaakt is om de hele dag met een speer achter bizons aan te hollen. De visie is uiterst puberaal van karakter: dit manbeeld is niet die van de beschermende, verantwoordelijke vaderfiguur, maar van de puber die wil scoren.

Naast de Bavaria en de Coke Zero-commercials zie je dat terug in de campagnes van Axe. Het deodorantmerk is recentelijk begonnen met een campagne die rechtstreeks teruggrijpt op een gefantaseerd beeld van de oertijd. In de spotjes zie je gedigitaliseerde kleipoppetjes waarin de mannetjes tegenover de vrouwtjes hun oerkracht bewijzen. Axe is ook begonnen met een virale internetcampagne op Hyves waarmee je een ‘gadget’ kan plaatsen om tegen je vrienden te ‘brullen’ en daarmee je mannelijkheid te bewijzen. Daarvoor mag je een passende omgeving kiezen: zoals een grot, de jungle of de toendra. Mannen worden gestimuleerd om terug te gaan tot hun ware mannelijke aard (en die ligt volgens de moderne Darwinistische opvattingen natuurlijk verborgen in de oertijd), maar alles met een enorme knipoog. De moderne mythe-vorming over mannelijkheid wordt uitgebuit, maar met een flinke dosis zelfspot.

Zelfspot en mannelijkheid: dat is een nieuwe combinatie. Immers: als er iets is waar niet mee te spotten valt, dan is het wel met mannelijkheid. Alle overgeleverde beelden van mannelijkheid uit het verleden zijn eigenlijk vrij van enige humoristische zelfreflectie. De cowboys uit de westerns van de jaren vijftig, James Bond of testosteron-helden als Bruce Willis en Sylvester Stallone: sommigen van hen maakten grappen, maar nooit over dat ene gevoelige punt: hun eigen masculiene aard. Misschien is dat wel typerend voor het moderne manbeeld. Hij is wellicht niet minder macho dan twintig jaar terug, maar doet dat wel met zelfspot. Een revanche met een knipoog.

De wraak van de man

Er is iets aan de hand met de moderne man. Hij is boos. Hij is gekrenkt. Althans, dat is een boodschap die steeds sterker door reclame naar buiten wordt gebracht. Neem nu coca cola zero. Deze light-variant van de frisdrank is in de markt gezet specifiek voor de mannelijke doelgroep. Had coca cola light een feminien imago: zero is voor kerels. En wat hebben de marketeers van de multinational bedacht om die mannen te bereiken? Ze raken hem op zijn zwakke plek: zijn krenking, zijn frustratie en –jawel- zijn wraakzuchtige almachtsfantasieën.   

Het thema van de campagne van Zero is ‘Break up as it should be’. Vorig jaar was daar een bijzonder spotje over op tv: een man (blank, casual gekleed met capuchonnetje, aangekondigd als ‘our hero’) loopt wezenloos door een supermarkt en komt daar zijn ex (brunette) met haar nieuwe vriend (buitenlands uiterlijk, leren jekkie, arrogante blik) tegen. Er lijkt  zich een vernederend gesprek te ontspinnen. ‘How have you been?’ vraagt de ex. Vervolgens neemt de held een slok coca cola zero en zijn wraakfantasie wordt werkelijkheid. Plotseling komt namelijk een blonde, seksueel uitdagende vamp op hem toegelopen en vraagt hem of hij slagroom of chocoladesaus wil. Je ziet even een flits van haar naakte lichaam onder de slagroom en de chocoladesaus waarop de held aangeeft beide te willen. Vervolgens wordt hij samen met zijn blonde furie opgehaald door een helicopter en laat hij daarmee zijn ex en zijn rivaal verbijsterd achter. Terwijl hij opgetakeld wordt roept hij nog het juiste antwoord op de vernederende vraag van zijn ex: ‘you know me, I’ll manage’.

Bovenstaande reclame bevat een individuele, voor veel mannen herkenbare boodschap over een gekwetst ego na door een vrouw gedumpt te zijn. Zij verkiest een andere man boven de held (‘de hoer, de slet, de snol’) en dat doet pijn en dat leidt tot frustratie. Er is een ego gekrenkt en daar moet genoegdoening voor komen. Het alfa-mannetje moet zich revancheren, er moet bewezen worden dat hij eigenlijk veel leuker, aantrekkelijker, boeiender, stoerder is dan die ander (‘sukkel, droplul, randmongool’). Daartoe moeten de aantrekkelijke vrouwen eigenlijk aan zijn voeten liggen. De boodschap richting de ex is duidelijk: ‘mijn nieuwe vriendin is veel mooier en seksueel gewilliger dan jij ooit was, dus rot lekker op met je sukkel, ik hoef je niet meer. Ook zonder jou ben ik the man.’

Is een dergelijke wraakfantasie nu typisch mannelijk of volstrekt symmetrisch ook op vrouwen toe te passen? Daartoe kunnen we de clip vergelijken met het liedje en de videoclip van ‘Smile’ van Lily Allen. Eigenlijk gebeurt hier hetzelfde, alleen wordt hier de vrouw door de man gedumpt voor een ander. Ook hier is een ego gekrenkt. Maar de revanche bij Lily Allen is veel harder dan in de coca cola zero-reclame. In plaats van dat ze zichzelf moet bewijzen door met een stoerdere man er vandoor te gaan is haar focus veel wraakzuchtiger: de ex moet lijden. Ze zingt dat het haar aan het lachen brengt om hem te zien janken en dat doet ze in de clip op allerlei manipulatieve manieren: zo laat ze hem door andere mannen in elkaar slaan, laat ze zijn huis overhoop halen, zijn platen bekrassen (hij is dj) en gooit ze laxeermiddel in zijn koffie. Waar bij Coca Cola Zero de man zijn mannelijkheid moet bewijzen voor het aanzicht van de rest van de wereld, daar blijft de wraak van Lily Allen die tussen twee mensen. De Zero-hero wil zijn gekwetste ego herstellen, Lily Allen wil haar ex vooral laten voelen hoeveel pijn hij haar heeft aangedaan.

Het is interessant om te zien hoe sterk het idee van ‘wraak’ daarmee typerend is voor een mannelijk of vrouwelijk perspectief. Het is vreemd genoeg moeilijk om voor te stellen dat een man over zou gaan op de wrede spelletjes van Lily Allen (dat zou hem simpelweg alleen maar minder ‘mannelijk’ maken) en andersom zou het redelijk futiel overkomen als Lily Allen er met een stoere bink vandoor zou gaan (omdat voor vrouwen het veroveren van een kerel op de een of andere manier minder met het ego te maken heeft: in de ogen van haar vriendinnen zal haar ster er niet door stijgen). Een en ander zegt wel iets over de nog altijd klassieke genderrollen die we aannemen in onze samenleving, waarin de man vooral actief is en verovert en de vrouw passief is en zich wel of niet láát veroveren. Waarin voor de man het ego en de uitstraling naar de buitenwereld belangrijk is en voor de vrouw de relatie, de emoties en de binnenwereld.

Maar waarom probeert Coke Zero nu mannen tot cola te verleiden via iets gevoeligs als diens krenking? Mijn vermoeden is dat die krenking op een ander niveau ligt dan alleen het individuele. ‘De man’ wordt ook verondersteld gekrenkt te zijn door de toenemende emancipatie en de ‘feminisering van de maatschappij’.  Steeds meer vrouwen in topfuncties, steeds meer vrouwen die zelfstandig hun eigen ding doen. Is dat niet de diepste kwetsing van de man en vlucht hij daardoor niet steeds meer in zijn fantasiewereld van gewillige vrouwen (porno)? Of zou het de toestroom zijn van ‘vreemde’ mannelijkheid, van bijvoorbeeld Noord-Afrikaanse mannen naar Nederland, met hun ouderwetse maar meer gestileerde machismo, die door de westerse blanke man als een bedreiging worden gezien? Het is wel typerend dat de ‘nieuwe vriend’ van de ex in de coke zero-commercial toevallig een buitenlands uiterlijk heeft.

Mannelijkheid krijgt daarbij iets krampachtigs, iets gefrustreerds. ‘Life as it should be’ zegt een voice-over in de reclame van Coke Zero. Met andere woorden, het leven is nu niet goed genoeg voor mannen, ze moeten vluchten in een fantasiewereld. Dat is een van de manieren waarop mannelijkheid op dit moment in de reclame wordt neergezet. Daarnaast is er ook nog een andere verbeelding van mannelijkheid in de reclamewereld, dat is die van de masculiene zelfspot, de brulaap met een knipoog. Daarover later meer.

Vileine mannen, fragiele vrouwen

Twee mannen –goede vrienden- zitten samen tijdens een feestje. Vrouwen zijn ook aanwezig. De mannen raken ergens over in discussie. Laten we zeggen: over politiek. De argumenten gaan over en weer, adrenaline begint te stromen. Hoofden worden rood, aderen zwellen op, het stemgeluid verhevigt zich. Voortdurend onderbreken de mannen elkaar, kunnen nauwelijks wachten tot de ander klaar is met spreken. De vrouwen wisselen geïrriteerde blikken uit, proberen het gesprek –zonder succes- naar een ander onderwerp te krijgen.

Dan ineens is de discussie over en lijken de mannen alles volledig vergeten. Op de terugweg herinnert één van de vrouwen haar vent aan de gespannen en onprettige sfeer. Tot haar verbazing ontdekt ze dat hij niet weet waar ze het over heeft. Gespannen sfeer? In zijn beleving heeft hij gewoon lekker zitten discussiëren: een vriendschappelijk robbertje vechten. De discussie en de over en weer aangevoerde argumenten worden niet persoonlijk opgevat, maar maken deel uit van een ritueel dat door beide mannen als prettig ervaren werd. Voor de vrouwen was het eerder een onplezierige onderbreking van de avond, het sneed als een mes door de gezellige sfeer van daarvoor. Vreemd, hoe mannen en vrouwen zaken verschillend beleven.

In bovenstaande analyse spreek ik in stereotypen: de grens tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid is in werkelijkheid niet zo zwart-wit. En dat is nu precies het probleem waar ik het over wil hebben. In bovenstaand voorbeeld gedragen de mannen zich volgens klassieke masculiene regels: er is competitie tussen twee individuen (die beide gelijk willen krijgen), het onderwerp van discussie bevindt zich op een volstrekt inhoudelijk niveau (de mannen schenken bijvoorbeeld geen aandacht aan the tone of voice) en uiteindelijk vindt de confrontatie plaats op een basis van solidariteit: de mannen zijn vrienden, het zit wel goed tussen hen en dat weten ze. De strijd is een schijngevecht.

De ervaring van vrouwen is anders en klassiek feminien. Het eerste dat zij opmerken is juist die tone of voice, die ze als erg onprettig ervaren. Het gevecht tussen de twee mannen wordt door hen gepercipieerd als een echt gevecht, en het elkaar wederzijds aanvallen wordt opgevat als agressie jegens de persoon zelf en niet op diens argumenten. Uiteindelijk zijn de vrouwen zich niet bewust van de mannelijke kameraadschap, die altijd aanwezig is. Dat laatste heeft vooral te maken met het feit dat vrouwen deze kameraadschap niet kennen. Want tussen vrouwen (ik stereotypeer nog steeds), zelfs bij de beste vriendinnen, bestaat geen solidariteit en moet je altijd op je hoede zijn. Vandaar dat zij er veelal de voorkeur aan geven om de lieve vrede te bewaren.

Van de week sprak ik journaliste Myrthe Hilkens en zij vertelde mij waarom ambitieuze vrouwen het volgens haar zo moeilijk hebben. Dat had te maken met het feit dat ze enerzijds moesten knokken tegen de mannelijke competitie en dat er anderzijds totaal geen solidariteit was tussen vrouwen onderling. Genadeloos worden ze van twee kanten afgemaakt in hun pogingen hun idealen of ambities te verwezenlijken. Ik kan me daar inderdaad wel wat bij voorstellen. In het klassieke zwart-wit schema van mannelijkheid en vrouwelijkheid, zoals ik dat hierboven schets is assertiviteit: opkomen voor je mening bijvoorbeeld, iets dat voorbehouden is aan mannen. Zij doen dit dan ook vaak vanuit een basis van vriendschap en kameraadschap. Vrouwen die zichzelf een ‘mannelijke’ assertiviteit aanmeten missen meestal dat laatste.

Wij zijn terecht gekomen in een maatschappij waarin het klassieke zwart-wit schema van mannelijkheid en vrouwelijkheden steeds meer grijstinten gaat vertonen. Maar niet elke grijstint is een gelukkige combinatie. Ik hoorde ooit een verhaal van een jongen die in de Bijlmer was opgegroeid en daar een ouderwetse mannelijke streetwise solidariteit onder zijn vrienden had gekend. Tot hij als enige een academische opleiding ging doen en zich aanmeldde bij een wat corporale studentenvereniging. Daar ontdekte hij al snel dat de mannelijke solidariteit die hij kende zo goed als afwezig was. Iedereen probeerde voortdurend de poten onder elkaars stoel vandaan te zagen. Het was schering en inslag om vileine opmerkingen te maken, opmerkingen die op de persoon slaan, hem of haar vernederen.

In het verschijnsel van de veelal corporale studentenvereniging gaat –ondanks al het daar aanwezige machismo- al sinds jaar en dag een aantal vrouwelijke en mannelijke eigenschappen samen. Hoger opgeleide mannen lijken zich sterker de klassiek vrouwelijke eigenschappen van empathie en inzicht in gedrag eigen te maken dan mannen in een lagere sociale klasse. Maar als hoger opgeleiden die vrouwelijke eigenschappen combineren met een typisch mannelijke assertiviteit dan kan dat tot de meest gemene en giftige taferelen leiden. Zodra de mannelijke competitie zich op de persoon richt, dan is alle solidariteit weg en ontstaat een oorlog van allen tegen allen. Een ontwikkeling die je nu ook op bepaalde internet weblogs ziet plaatsvinden. Het persoonlijke valt niet langer buiten de discussie: je wordt niet langer alleen aangevallen op je woorden, maar ook op wie je bent.

In mijn eigen omgeving heb ik gemerkt dat de meeste ruzies met vrienden – echte ruzies- ontstaan als je de onuitgesproken regel van ‘het persoonlijke erbuiten laten’ overschrijdt. Natuurlijk, je mag elkaar belachelijk maken met een geintje, maar er zijn ook geintjes die te ver gaan. Omdat ze iemands zwakke plek uitbuiten. Het zijn de dingen die (klassieke) vrouwen denken en niet zeggen. En het zijn de zaken die klassieke mannen niet zien en dus ook niet zeggen. Assertiviteit en empathisch inzicht vormen een moordende combinatie die met grote zelfbeheersing moet worden aangepakt. Dat is het gevaar van mannen die ook het talent van de –meer feminiene- empathie bezitten.

In een samenleving waarin het klassiek mannelijke en het klassiek vrouwelijke steeds meer vervloeien is het een zoeken naar de beste combinaties. Het is niet zo dat een combinatie van vrouwelijke en mannelijke waarden per definitie een ‘zachtere’ man of juist een ‘hardere’ vrouw maakt. Zoals ik hierboven heb aangegeven kan deze ‘androgynie’ juist keiharde, vileine mannen opleveren en assertieve, doch fragiele vrouwen. In een samenleving waarin rollenpatronen steeds meer veranderen en ook de ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid aan een flux onderhevig zijn is het belangrijk om die klassieke begrippen te leren ontrafelen: waar zitten de verbintenissen, de krachten en de zwaktes. Hoe kunnen mannen en vrouwen van elkaar leren.. en voor wat voor eigenschappen kunnen ze beter Oost-Indisch doof zijn.

Echte mannen en rode cocktails

Afgelopen vrijdagavond bestelde een vriend van mij in de kroeg een felrode cocktail met een parasolletje erop. Een gebeuren dat bij de andere mannen (mijzelf incluis) tot grote, nee, enorme hilariteit leidde. Reden: een man die een rode cocktail met een parasolletje drinkt is ‘geen echte vent’. Mannen drinken van alles. Bier. Wijn. Whisky. Jenever. Misschien zelfs een mojito (immers het drankje van Hemingway, en als dát geen echte vent was). Maar een rode cocktail met een parasolletje? No way.

Waarom drinken mannen geen rode cocktails met parasolletjes? Voor hetzelfde geld was dit een zeer smakelijke cocktail, waarom zou dit genot aan de vrouwelijke bevolkingsgroep voorbehouden blijven? Wellicht omdat de rode kleur, de vorm van het glas (met voetje) en natuurlijk het parasolletje geassocieerd worden met een ‘feminiene’ uitstraling. Of omdat cocktails in het algemeen meer lijken te passen bij vrouwen, die immers vaker de voorkeur zouden geven aan zoete drankjes. Het laatste lijkt mij een vooroordeel, maar waarschijnlijk is er wel ergens een fantasierijke evolutiebioloog die kan uitleggen hoe vrouwen deze voorkeur in het verleden ontwikkeld zouden kunnen hebben. Zoals evolutiebiologen en -psychologen voor alles een kant en klare verklaring uit hun mouwen kunnen schudden.

Het zijn dit soort oordelen over mannelijkheid en vrouwelijkheid die me interesseren. Vanwaar zoveel hilariteit om een wonderlijk gekleurde cocktail? Waarom moest ik er zo ongelooflijk om lachen? Het heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat dingen die je naar een andere, nieuwe context verplaatst vaak grappig zijn. Het is als de koningin die besluit van nu af aan een petje te gaan dragen boven op haar indrukwekkende kapsel. Twee werelden die niet op elkaar aansluiten zijn grappig. Maar wie heeft bepaald dat het hier om twee werelden gaat? Wie wijst de ene context toe aan de wereld van de mannen en de ander aan die van vrouwen? Zijn er universele regels te benoemen, regels die voor alle tijden en alle culturen gelden, over het domein van de man en de vrouw?

Conservatieven (denk aan de Amerikaan Harvey Mansfield en onze oer-Hollandse Andreas Kinneging) denken van wel. Sommige evolutionaire psychologen zeggen ook iets dergelijks. Ik heb er echter zo mijn twijfels over. Ideeën over mannelijkheid (en vrouwelijkheid) verschillen per cultuur. In de ene cultuur is mannelijkheid actief en dominant, zoals we het beeld kennen van de Romeinen (Jupiter! Mars!). Maar probeer je eens de Indiase god Krishna voor te stellen, toch echt een man en een voorbeeld. Of desnoods Jezus Christus. Was dat een mannelijke man? Hij sloeg in ieder geval niet terug.

En dan hebben we het nog niet gehad over subjectieve en individuele interpretaties van mannelijkheid. Daarover nog een anekdote. Ruim een jaar terug liep ik door de Kalverstraat en rook een zweem van prettige lucht. Voor dat ik het wist stond ik voor de etalage van een winkeltje waar handgemaakte zeep werd verkocht. Deze zeep werd daar tentoongesteld in grote brokken, als kazen. Nieuwsgierig maar met enige gene stapte ik het winkeltje binnen. Een man koopt immers geen dure zeep, dacht ik. Ik kon het niet laten, en heb twee brokken zeep aangeschaft. Nog steeds met het idee dat dit eigenlijk niet kon. Ik weet dit aan een overmatige uitbarsting van metromannerigheid. David Beckham returns with a vengeance.

Nu had ik op datzelfde moment ook een geliefde. Zij ontdekte de hompen zeep naast mijn gootsteen en vertrouwde me op een gegeven moment een bijzonder visie toe. Wat ze zo leuk aan me vond? Dat alles aan me zo mannelijk was. Zelfs de zeep. Ik had geen verwijfde dunne zeepjes, of zo’n lullig pompje. Nee, ik had stoere brokken zeep. Mannelijker kon het niet.

De begrippen mannelijkheid en vrouwelijkheid hebben gedurende hun historie een bepaalde betekenisontwikkeling ondergaan. Een ontwikkeling die van cultuur tot cultuur verschilt en in verschillende fases van de geschiedenis andere vormen heeft aangenomen. Daarnaast wordt wat mannelijk is en wat vrouwelijk is sterk bepaald door de persoon die het oordeel velt. Het zijn daarmee geen neutrale begrippen die je kan toetsen met een vragenlijst. Ieder individu zal er, gezien zijn achtergrond en situatie, een andere betekenis aan geven.

Neemt niet weg dat de begrippen wel degelijk tot onze belevingswereld behoren, hoe vaag gedefinieerd ook. Soms zorgen ze voor hilariteit. Of voor een fijne spanning tussen man en vrouw. Soms zijn ze normatief en beperken ze mensen, of sluiten ze uit (denk aan homoseksuelen). Het geloof aan een universele mannelijkheid, die voor alle culturen gelijk is, komt volgens mij eerder voort uit wishful thinking. De behoefte om de eigen norm tot algemene te verklaren. Universele mannelijkheid is daarom iets voor bange mensen, die blijkbaar behoefte hebben aan een simpele wereld, ‘waarin mannen gewoon mannen en vrouwen gewoon vrouwen zijn’. En waarin mannen dus geen rode cocktails met parasolletjes drinken.