Afgelopen vrijdagavond bestelde een vriend van mij in de kroeg een felrode cocktail met een parasolletje erop. Een gebeuren dat bij de andere mannen (mijzelf incluis) tot grote, nee, enorme hilariteit leidde. Reden: een man die een rode cocktail met een parasolletje drinkt is ‘geen echte vent’. Mannen drinken van alles. Bier. Wijn. Whisky. Jenever. Misschien zelfs een mojito (immers het drankje van Hemingway, en als dát geen echte vent was). Maar een rode cocktail met een parasolletje? No way.
Waarom drinken mannen geen rode cocktails met parasolletjes? Voor hetzelfde geld was dit een zeer smakelijke cocktail, waarom zou dit genot aan de vrouwelijke bevolkingsgroep voorbehouden blijven? Wellicht omdat de rode kleur, de vorm van het glas (met voetje) en natuurlijk het parasolletje geassocieerd worden met een ‘feminiene’ uitstraling. Of omdat cocktails in het algemeen meer lijken te passen bij vrouwen, die immers vaker de voorkeur zouden geven aan zoete drankjes. Het laatste lijkt mij een vooroordeel, maar waarschijnlijk is er wel ergens een fantasierijke evolutiebioloog die kan uitleggen hoe vrouwen deze voorkeur in het verleden ontwikkeld zouden kunnen hebben. Zoals evolutiebiologen en -psychologen voor alles een kant en klare verklaring uit hun mouwen kunnen schudden.
Het zijn dit soort oordelen over mannelijkheid en vrouwelijkheid die me interesseren. Vanwaar zoveel hilariteit om een wonderlijk gekleurde cocktail? Waarom moest ik er zo ongelooflijk om lachen? Het heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat dingen die je naar een andere, nieuwe context verplaatst vaak grappig zijn. Het is als de koningin die besluit van nu af aan een petje te gaan dragen boven op haar indrukwekkende kapsel. Twee werelden die niet op elkaar aansluiten zijn grappig. Maar wie heeft bepaald dat het hier om twee werelden gaat? Wie wijst de ene context toe aan de wereld van de mannen en de ander aan die van vrouwen? Zijn er universele regels te benoemen, regels die voor alle tijden en alle culturen gelden, over het domein van de man en de vrouw?
Conservatieven (denk aan de Amerikaan Harvey Mansfield en onze oer-Hollandse Andreas Kinneging) denken van wel. Sommige evolutionaire psychologen zeggen ook iets dergelijks. Ik heb er echter zo mijn twijfels over. Ideeën over mannelijkheid (en vrouwelijkheid) verschillen per cultuur. In de ene cultuur is mannelijkheid actief en dominant, zoals we het beeld kennen van de Romeinen (Jupiter! Mars!). Maar probeer je eens de Indiase god Krishna voor te stellen, toch echt een man en een voorbeeld. Of desnoods Jezus Christus. Was dat een mannelijke man? Hij sloeg in ieder geval niet terug.
En dan hebben we het nog niet gehad over subjectieve en individuele interpretaties van mannelijkheid. Daarover nog een anekdote. Ruim een jaar terug liep ik door de Kalverstraat en rook een zweem van prettige lucht. Voor dat ik het wist stond ik voor de etalage van een winkeltje waar handgemaakte zeep werd verkocht. Deze zeep werd daar tentoongesteld in grote brokken, als kazen. Nieuwsgierig maar met enige gene stapte ik het winkeltje binnen. Een man koopt immers geen dure zeep, dacht ik. Ik kon het niet laten, en heb twee brokken zeep aangeschaft. Nog steeds met het idee dat dit eigenlijk niet kon. Ik weet dit aan een overmatige uitbarsting van metromannerigheid. David Beckham returns with a vengeance.
Nu had ik op datzelfde moment ook een geliefde. Zij ontdekte de hompen zeep naast mijn gootsteen en vertrouwde me op een gegeven moment een bijzonder visie toe. Wat ze zo leuk aan me vond? Dat alles aan me zo mannelijk was. Zelfs de zeep. Ik had geen verwijfde dunne zeepjes, of zo’n lullig pompje. Nee, ik had stoere brokken zeep. Mannelijker kon het niet.
De begrippen mannelijkheid en vrouwelijkheid hebben gedurende hun historie een bepaalde betekenisontwikkeling ondergaan. Een ontwikkeling die van cultuur tot cultuur verschilt en in verschillende fases van de geschiedenis andere vormen heeft aangenomen. Daarnaast wordt wat mannelijk is en wat vrouwelijk is sterk bepaald door de persoon die het oordeel velt. Het zijn daarmee geen neutrale begrippen die je kan toetsen met een vragenlijst. Ieder individu zal er, gezien zijn achtergrond en situatie, een andere betekenis aan geven.
Neemt niet weg dat de begrippen wel degelijk tot onze belevingswereld behoren, hoe vaag gedefinieerd ook. Soms zorgen ze voor hilariteit. Of voor een fijne spanning tussen man en vrouw. Soms zijn ze normatief en beperken ze mensen, of sluiten ze uit (denk aan homoseksuelen). Het geloof aan een universele mannelijkheid, die voor alle culturen gelijk is, komt volgens mij eerder voort uit wishful thinking. De behoefte om de eigen norm tot algemene te verklaren. Universele mannelijkheid is daarom iets voor bange mensen, die blijkbaar behoefte hebben aan een simpele wereld, ‘waarin mannen gewoon mannen en vrouwen gewoon vrouwen zijn’. En waarin mannen dus geen rode cocktails met parasolletjes drinken.
Beste Dylan,
Graag wijs ik erop dat het zeer mannelijke drankje wodka-martini (James Bond!) in hetzelfde glas met een voetje wordt geserveerd als de rode cosmopolitan. Natuurlijk is het niet rood en meestal getooid met een olijf (en zeker geen parasolletje) maar een illustratie van de fluïditeit van begrippen als mannelijkheid en vrouwelijkheid is het wel. En dan kun je meteen vragen naar de zin van die begrippen.