Een vriend van mij is recentelijk vader geworden. Eigenlijk is hij de eerste in de vriendengroep uit mijn studententijd die een kind op de wereld zet. Niemand van ons heeft tot nu toe die stap durven wagen. Want ook al wil het cliché dat je ‘er zoveel voor terug krijgt’, iedereen weet dat je voor kinderen ook heel veel moet laten. Zorg voor kinderen vreet tijd en energie. Voor mannen én vrouwen, al vergt het nog iets meer van vrouwen, zeker als ze borstvoeding geven. En dan is er nog de financiële investering. J/M magazine rekende ooit uit dat een kind tot zijn twaalfde jaar bijna een ton kost. Tussen twaalf en achttien kost een kind nog eens bijna een halve ton. Als een kind na zijn achttiende gaat studeren komt daar weer 22.000 Euro bovenop. Dat is veel geld.
Al die tijd en dat geld kun je ook in andere dingen stoppen. Mensen die bewust geen kinderen nemen zijn vrijer, ze kunnen vaker op vakantie, hebben veel meer tijd voor zichzelf om uit te gaan en plezier te maken. De keuze om kinderen te krijgen is daarom moeilijk. Je vraag je af: red ik het wel? Wil ik dat eigenlijk allemaal wel opgeven? Gelukkig investeert de overheid een beetje in ouders die kinderen willen. Je krijgt kinderbijslag, al is het een fooi op de totale kosten van een kind. Kinderen zijn tot hun tiende gratis verzekerd voor ziektekosten. De overheid draagt bij in de kosten van de kinderopvang. Vrouwen kunnen betaald verlof opnemen, al is het oneerlijk dat mannen dat niet kunnen. Eigenlijk zou de overheid veel meer moeten investeren, want de keuze voor een kind is zo existentieel, dat je er niet door financiële overwegingen van afgehouden zou moeten worden.
Volgens een persbericht dat J/M Magazine vandaag publiceerde vindt driekwart van de bewust kinderloze ouders dat mensen die kinderen krijgen, de lasten zelf maar moeten dragen. Ik begrijp niet waar deze mensen zich druk over maken. Waar die rancune vandaan komt. En dat terwijl ik wel degelijk kinderloos ben, al is het dan niet uit principe. Kinderen krijgen mag een individuele keuze zijn, die kinderen zijn voor ons kinderlozen wel mooi meegenomen. Zij moeten namelijk over twintig jaar onze vergrijzende verzorgingsstaat betalen. Zij moeten straks onze billen wassen als we oud en hulpbehoevend zijn. Dus er valt best wel wat voor te zeggen om door financiële regelingen de keuze voor kinderen, voor mensen die toch wel kinderen willen, gemakkelijker te maken. Sterker nog, dat mag wel een tandje meer. In Zweden en Denemarken doen ze dat beter.
Die bewust kinderlozen doen zo vreselijk moeilijk. Ze blijven maar doorzeuren over die jankende en krijsende kinderen, die de supermarkt onveilig maken en die alle aandacht stelen op verjaardagsfeestjes. Wees blij dat je dat gekrijs niet de hele dag hoeft aan te horen! Die kinderen moeten er toch komen, one way or another, als deze maatschappij wil voortbestaan. Waarom dan niet blij zijn dat anderen dat voor je oplossen? En mogen ze daar dan alsjeblieft wat financieel voordeel van hebben?
Want er zijn ook nog meer argumenten te bedenken dat het krijgen van kinderen meer is dan een individuele keuze waarbij je ‘zelf dan maar voor de kosten moet opdraaien’. Als die kinderen er toch komen, dan willen we ook dat ze opgroeien in een veilige omgeving, dat ze goed onderwijs krijgen en de middelen krijgen om zich geestelijk én lichamelijk te ontwikkelen. Ouders die geen sportclubs kunnen betalen, geen computer om mee te leren omgaan kunnen aanschaffen of die door een gebrek aan middelen niet vaak buiten de deur komen maken het leven voor het opgroeiende kind er niet beter op. Om in de toekomst leerachterstanden maar ook criminaliteit te voorkomen is een bepaalde minimumlevensstandaard nodig. Bij de lagere inkomensklassen kun je daar voor zorgen door middel van allerlei maatregelen, van tegemoetkomingen voor kinderopvang (gratis crèches bijvoorbeeld, tot allerlei fiscale regelingen. Dat is dus niet alleen in het individuele belang van ouders, maar in de toekomst voor de samenleving als geheel. We moeten zoveel mogelijk streven naar gelijke startkansen: dat is in het belang van ieder individu. Omdat het eerste levensjaar van kinderen cruciaal is, is het daarom ook niet gek om in de ouders te investeren.
Keuzevrijheid en kansengelijkheid, daar gaat het dus om. Niemand mag vanuit financiële motieven afzien van zo’n belangrijke keuze in zijn of haar leven. En alle kinderen verdienen een jeugd vrij van armoede. Ook mag het nooit een voorrecht van de rijken worden, om kinderen te nemen. Als kinderloze gun ik het daarom ouders, dat een gedeelte van het inkomen dat ik via belastingafdracht afsta aan de overheid, bij hen terecht komt. Niet alleen maar uit altruïsme of vanuit principe, maar ook omdat ik er zelf uiteindelijk profijt van heb. Laat die vriend van mij maar lekker luiers verschonen.
Over dit onderwerp heb ik vanmorgen gedebatteerd met Sander Simons tijdens het programma De Frontlinie van BNR.
(Bron van de foto: tico_bassie op flickr.com)