‘Zo klonk hun heerlijke stemgeluid op, en, vervuld van verlangen om hun gezang te vernemen, gaf met een wenk van mijn brauw ik opdracht het touw los te doen, maar zij kromden hun ruggen en roeiden.’
Homerus – Odyssee (vert. H.J. de Roy van Zuydewijn)
Matiging en zelfbeheersing zijn dé thema’s van de laatste tijd. Ditgeldt bijvoorbeeld voor de Haagse politiek, die nadenkt over allerleimanieren om de leefstijl van mensen te kunnen sturen. Concreet komt datneer op een eventuele vet-tax, rookverboden in de horeca en dediscussie over het beperken van de onmatige alcoholconsumptie vanjongeren. Maar ook de linkse intelligentsia hebben schoon genoeg vanhet doorgeschoten gedrag van het egoïstische individu. Denk aan dediscussie over overheidspaternalisme (bijv. bemoeizorg) zoals dieanderhalf jaar terug in de Waterstof gevoerd werd. Of Remko van Broekhovens essay ‘Lof der zelfbeheersing’ en recentelijk Dick Pels’ bijdrage aan het tijdschrift Hollands Dieponder de titel ‘Lof er matiging’. Het verschil tussen rechts en linkslijkt dat rechts hier vooral de nadruk op de ‘eigenverantwoordelijkheid’ van het individu legt, terwijl links zowel deverantwoordelijkheid van het individu belangrijk acht als dezedoortrekt naar een meer maatschappelijk niveau. In een tijd vandoorgeschoten neoliberalisme en onbeschoft graaigedrag aan de top lijktelke oproep tot zelfbeheersing eenzijdig. Matiging is zowel eenpolitieke als een individuele zaak. Maar wat ook in de linksecommentaren over het onderwerp vaak vergeten wordt is datzelfbeheersing niet alleen het medicijn is, maar zelf ook deel van hetprobleem van de maatschappelijke ruwheid uitmaakt.
Matiging is een klassieke deugd. Zonder een bepaalde matiging enuitstel van behoeftebevrediging was de mens nooit in het technologischvergevorderde tijdperk terecht gekomen waarin hij nu zit. Vele denkers,van Max Weber en Sigmund Freud tot Theodor Adorno, hebben reedsaangegeven dat er een verband bestaat tussen Verlichting, beschaving,vooruitgang en kapitalisme aan de ene kant en zelfbeheersing aan deandere kant. Maar die denkers hebben ons ook iets anders geleerd dat indeze tijd, waarin de roep om matiging zo sterk is, niet vergeten moetworden. Zelfbeheersing impliceert namelijk altijd een vorm vanoverheersing van de eigen natuurlijke driften, van het eigen innerlijk.En de geschiedenis leert ons dat hoe meer we die natuur, deze chaos, inonszelf lijken te overheersen, des te vaker komt deze als een boemerangterug, als de duistere zelfkant van de beschaving zelf.
In het recent opnieuw in het Nederlands uitgegeven meesterlijke boek Dialectiek van de Verlichtingvan Adorno en Horkheimer handelt één hoofdstuk eigenlijk alleen maarover Homerus’ Odyssee. In dit epische werk van Homerus komt de heldOdysseus, die terugkomt van de oorlog, tijdens zijn terugreis inallerlei avonturen terecht. Zo moet hij bijvoorbeeld langs de Sirenenvaren. Die zingen een zodanig mooi lied, dat elke sterveling die erlangs vaart direct betoverd wordt en bij hen aan land komt, waarna hijhet avontuur niet overleeft. Wat doet Odysseus nu: hij stopt de orenvan zijn mannen, die roeien, vol met was. Zelf wil hij echter één keerin zijn leven de sirenenzang horen, dus laat hij zich aan de mastvastbinden. Hij geeft ze opdracht niet naar hem te luisteren als hij erom vraagt losgemaakt te worden.
Adorno en Horkheimer trekken hier een vergelijking met hetkapitalisme. Zij zien de roeiende mannen als de arbeidersklasse,doofgemaakt door ideologie en niet meer in staat de sirenenzang van devrijheid te horen. De bourgeoisie (hier: Odysseus) hoort de zang wel,maar heeft de maatschappelijke overheersing zodanig geïnternaliseerddat hij niet in het water springt. De touwen waar hij mee vastzit staangelijk aan zijn beheersing van zichzelf. Los van het wel heelmarxistische schema, is dit denk ik wat in de discussie overzelfbeheersing vaak ontbreekt. De relatie tussen maatschappelijkeoverheersing en interne zelfbeheersing. Het beeld van het je latenvastbinden heeft een element van geweld en masochisme in zich. Zoals demens de natuur onderwerpt: de grommende zagen en bulldozers die hetregenwoud omver kegelen, het industriële gedender van het slachthuis,het zwarte asfalt en de onophoudelijke geluidsmuur van weer een nieuwesnelweg, zo gaat hij ook om met zijn eigen natuur.
Een tijdje terug bracht de SIRE een campagne uit over het ‘veel tekorte lontje’ van de Nederlander. We zouden ons wat meer kunneninhouden en niet te snel onze zelfbeheersing moeten verliezen. Hetprobleem zit hem echter niet alleen in het lontje, maar ook in de bomdie daaraan vastzit. En die bom is vaak het product van diezelfdezelfbeheersing. Ik heb het over al onze opgekropte frustraties, dezonden die we plegen tegen onze eigen natuur door te hard en teveelover te werken. Door ons te voegen naar de wensen van anderen. Derelaties die al lang niet meer werken maar te lang worden aangehouden.Onze eigen persoonlijke en creatieve ambities die gesmoord zijn dooronze behoefte aan geld en status. De spanningen die je meeneemt van jewerk bij de zoveelste reorganisatie. De problemen bij het combinerenvan een baan en de zorg voor kinderen. Kortom: we lijken de dieperevrijheden die we onszelf onthouden te willen compenseren door deoppervlakkige vrijheid van het vloeken, het schelden en de vulgaireonbeschoftheid.
Veel van het hier genoemde ‘buskruit’ is niet alleen eenindividuele, maar ook een maatschappelijke kwaal. Aan alle kantenworden we aangespoord om maar harder en langer te werken, immers: deeconomie moet groeien! Maar dat betekent wel dat we minder tijd overhebben voor onszelf en de mensen, partners, kinderen, vrienden om onsheen. Daarbij wil het kabinet het ontslagrecht versoepelen zodat mensennog dieper in onzekerheid gestort worden en nog meer spanningen zullenmeenemen naar huis. De moderne drie-eenheid van werk, markt en inkomenvormt de religie op grond waarvan wij onze eigen natuur moeten lereninperken. Geen wonder dat ons ‘lontje’ af en toe wat kort is. Velenzullen zo af en toe met Van Speyck denken: ‘dan maar liever de luchtin!’ .
Het is dan ook opvallend dat in landen met een sterk neoliberaalbeleid de roep om beschaving en disciplinering zo groot is. Dat heeftgevolgen: in 1997 zat in de Verenigde Staten bijvoorbeeld één op devijftig volwassen mannen in de gevangenis en één op de twintig zat inzijn proeftijd of was voorwaardelijk vrij. Dat is tien keer zoveel alsin Europese landen. Maar ook Groot-Brittannië en Nederland neemt deopsluiting toe in vergelijking met andere Europese naties, die nog nietzoveel neoliberale maatregelen in hun beleid hebben doorgevoerd. In deVS is die opsluiting, naast de idiote ‘War on drugs’ (ook weer zo’ndoor de staat opgelegde vorm van ‘zelfbeheersing’) ook het gevolg vandomweg meer criminaliteit. Het tekort aan maatschappelijke instituties,de grote inkomensverschillen, de doorgedraaide prestatiecultuur, deAmerikaanse wapenvrijheid: allen geven ze blijk van het fatale verbandtussen enerzijds grote maatschappelijke controle en aan de andere kantde manier waarop deze op een vernietigende manier geuit wordt.
Er is niets mis met matiging. We moeten echter niet uit het oogverliezen dat matiging en zelfbeheersing tegelijkertijd ook juist deoorzaak zijn van veel onrecht in de maatschappij. Een vruchtbarebeschaving ontstaat immers ook door het tegendeel van dezelfbeheersing: door innerlijke vrijheid en het loslaten van de door demaatschappij aan ons opgelegde controlemechanismen. Zowel matiging alsbevrijding moeten in een juiste verhouding tot elkaar staan. Soms ishet nodig om grenzen te doorbreken en zelfs de bestaande orde teontwrichten of te shockeren om daarbij een bepaald punt te maken, zoalssommige kunstenaars dat doen. Shockeren om het shockeren zélf is echteronvruchtbaar en bevestigt juist de controlemechanismen waar ze alsverkrampte reactie uit ontstaat. Ook in ons persoonlijke leven is hetgoed om ons af en toe eens los te maken uit de vertrouwde, beheerstepatronen. Soms brengt dat ons nieuwe inzichten en een nieuwe vrijheid.Maar ook dan moeten het doorbreken geen doel op zich worden, geenfetisj. Om iets nieuws te bereiken is altijd zowel een (tijdelijke)ontwrichting als een voortgezette (zelf-)beheersing nodig.
Het is niet raar dat in deze tijd van onbeschoftheid een roep ommatiging klinkt. En in veel gevallen is dat ook zeer terecht: ordinairescheldpartijen zoals Geert Wilders die bezigt in de politiek, de taaldie je hoort op straat en in het verkeer en bovenal deonbeargumenteerde grofheid waarmee sommige mensen anoniem op internetanderen proberen af te zeiken: dat maakt ons samenleven er niet bepaaldgezelliger op. Maar ook hier moeten we beseffen dat het getoonde gedrageen reactie is op een te ver doorgevoerde vorm van diezelfdezelfbeheersing. De kunst is een balans te vinden tussen vrijheid enbeheersing, tussen zelfrespect en respect voor de wereld om je heen.Dat betekent echter een radicale omslag in het heersende denken,waarbinnen de economie nog altijd belangrijker is dan de wensen van hetindvidu. Zonder dat dat besef doorbreekt zie ik de Nederlander nietveranderen in een beschaafde, hoffelijke medeburger en zijn alleoproepen tot matiging aan zeer beheerste dovemansoren gericht.