Oud en nieuw links

Gisteren was er in Het Elfde Uur een kandidaat lijsttrekker voor de PvdA (Lilianne Ploumen) te gast. Natuurlijk kwam de herrijzende Jan Pronk ter sprake. Knevel kon het even niet laten. Jan Pronk was ‘oud links’ en ging dus over ‘het toedekken van allerlei problemen’. Toen Ploumen aangaf dat ze zich ook aan de linkerkant van de PvdA positioneerde, associeerde Knevel dat onmiddellijk met ‘oud links’. Het leek of ‘links’ synoniem was voor ‘oud’ bij de EO-presentator. Nu is het natuurlijk enigszins lachwekkend een calvinist als Knevel, die zo via een tijdmachine uit de periode van de reformatie naar het nu gebeamed lijkt te zijn, te horen praten over ‘links’ als oud. Eveneens is het grappig om zo iemand te horen spreken over het ‘toedekken van problemen’ terwijl we weten dat het christendom daarvoor is uitgevonden. Maar het onderwerp is boeiend: wat betekent eigenlijk dat woordje ‘oud’ in politieke context?

‘Oud’ als ideologische kwalificatie
Natuurlijk wordt dat woordje vooral in polemische zin gebruikt, om mensen te diskwalificeren. Als je gelooft in de ‘Vooruitgang’ (wat wij in Nederland nog altijd schijnen te doen) dan is alles van vroeger versleten, alles van nu beter en alles van morgen het best. Dat is een soort redenering die boven alle discussie verheven staat. Toen in 1989 de Berlijnse muur viel was dat niet alleen een dreun voor specifiek dictatoriale vormen van socialisme, maar werd deze historische gebeurtenis ook ‘gelezen’ als de overwinning van het neoliberale marktdenken op andere vormen van maatschappelijke ordening. Niet alleen communisten, maar ook sociaal-democraten en andere vormen van gematigd links kregen het zwaar te verduren. Ineens waren ze niet ‘progressief’ meer, maar ‘oud’: ‘oud links’. Als antwoord liet ‘links’ zijn ‘ideologische veren’ vallen: Kok in Nederland, Blair in Engeland. Kok maakte Lubbers’ karwei af en Blair dat van Thatcher. Het is cynisch om te zien hoe datgene wat de rechtse hervormers niet gelukt was juist door hun ‘linkse’ opvolgers met veel bezieling tot stand werd gebracht. ‘Nieuw links’ was eigenlijk rechts in vermomming.

Leeftijd en diskwalificatie
Het woordje ‘oud’ kleeft natuurlijk ook aan de leeftijd van iemand als Pronk. In Nederland geloven wij bijvoorbeeld dat ‘jonge’ mensen (Bos, Balkenende) per definitie ‘fris’ zijn en ideologisch de Nieuwe Tijd belichamen. Partijvernieuwing is beslist niet iets voor senioren, aan wie altijd een walm van conservatisme kleeft, die omwille van hun belegen aard al onherroepelijk afkoersen op de grijs-grauwe, warme en veilige sferen van het bejaardentehuis. Maar schijn kan bedriegen. Was het niet een ‘oudere’ babyboomer als Pim Fortuyn die Nederland een paar jaar geleden op zijn grondvesten deed schudden? Was het niet in de jaren ’70 Joop den Uyl, die toen al in de vijftig was, die het boegbeeld werd van de progressieve veranderingen in Nederland? Het is daarom onzinnig om iemand te diskwalificeren op basis van zijn leeftijd: het woordje ‘oud’ is –in die zin gebruikt- goedkoop en waardeloos.

Oud links
Is het dan überhaupt zinvol om te spreken van ‘nieuw’ en ‘oud’ links? Ik geloof toch van wel. Wat links of progressief is op een bepaald moment is echter niet afhankelijk van de ideologische mode, maar van een grondige analyse van de economische onderbouw. Het kapitalisme verandert voortdurend en de strijd van gisteren is niet meer dezelfde als die van vandaag. Om een beeld te krijgen van die ontwikkeling is het goed om even kort de laatste drie fasen van het kapitalisme door te lopen en te zien hoe ‘links’ zich destijds positioneerde.

In de 19de en het begin van de 20e eeuw bestond er een klassieke tegenstelling tussen bourgeoisie en proletariaat. Ondernemingen waren veelal in privé bezit en arbeiders werden uitgebuit. De linkse strijd was die voor kiesrecht, politieke invloed en verbeteringen van de leefomstandigheden voor alle mensen. Langzamerhand is dat kapitalisme overgegaan in die van de grote bedrijven, de grote vakbonden en de verzuiling. In deze periode was er meer veiligheid en zekerheid voor veel mensen: je begon bij een bedrijf en bleef loyaal en werkte je gedurende je leven stap-voor-stap op. Autoriteit was belangrijk in die tijd, evenals je maatschappelijke positie als onderdeel van een zuil. Je volledige identiteit en dagbesteding werd door instituties als bedrijf, kerk, familie en gezin bepaald. Veel vrijheid was er niet en van een werkelijke democratie was ook niet echt sprake, aangezien je gewoon stemde op de partij die min of meer bij je zuil hoorde. In dat opzicht verschilde het kapitalisme in ons land niet veel van de communistische dictaturen in bijvoorbeeld het Oostblok. De linkse strijd in deze tijd was die voor meer individualisering, meer vrijheid en democratie, tegen autoriteit, vaak ook tegen de kerk en voor meer gelijkheid.

Nieuw kapitalisme
Sinds de jaren ’70 en ’80 is de economische structuur waarin we leven weer veranderd en dat had omvangrijke consequenties. De economie werd flexibel, alles wat vast werd, werd vloeibaar. Het zogenaamde Bretton Woods systeem werd verlaten zodat de Amerikaanse dollar niet meer aan de goudstandaard gekoppeld was. Als gevolg daarvan werden de meeste geldkoersen ‘zwevend’. Door de steeds populairder wordende neoliberale ideologie privatiseerden veel landen hun ‘vaste’ staatsbedrijven en lieten deze over aan de markt. Globalisering en internationale concurrentie werden scherper doordat steeds meer ‘concurrentievervalsende’ beleidsmaatregelen op voorspraak van organisaties als het IMF werden afgeschaft. De tijd van de grote bedrijven waar je je leven lang in dienst was, waren voorbij. De maatschappij raakte in een stroomversnelling: bedrijven konden zo failliet gaan, reorganisaties waren aan de orde van de dag. De ideale werknemer werd flexibel: hij of zij was niet gebonden aan huis of haard, had geen loyaliteit voor een bepaald bedrijf, maar was iemand die vrijelijk de wereld kon doorkruisen op zoek naar steeds weer nieuwe ‘uitdagingen’, iemand die inspeelde op de ‘kansen’ van het moment. Het effect op onze cultuur van deze veranderingen is enorm en zet nog steeds door en de sociale ontwikkelingen zullen de komende jaren ook steeds extremere invloed uitoefenen.

Flexibele economie en nieuwe linkse idealen
Wat opvalt is dat elke nieuwe fase van het kapitalisme een overwinning van de linkse idealen van de vorige fase lijkt te zijn. De ‘middenfase’ bevatte alle zekerheid waarvoor links in de vroege fase gestreden had. De makke aan dit systeem was echter het gebrek aan individuele vrijheid. De ‘late’ fase lijkt alle vrijheid te geven waarvoor de progressieven in de middenfase gevochten hebben: er was geen gebondenheid meer aan zuil of organisatie en individuele ontplooiing lijkt nu voor iedereen open te liggen. De eenzijdige nadruk op flexibiliteit en bewustzijn van kansen heeft echter geleid tot een algemene oppervlakkigheid gecombineerd met existentiële eenzaamheid. Er komen steeds meer singles, maar ‘happy’ zijn ze allang niet meer. Mensen lijden onder werkdruk en vanuit de overheid krijgen we alleen maar te horen dat we nog meer moeten werken. Tegelijk worden we er niet gelukkiger op. Depressie wordt volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) volksziekte nummer één en één op de vier Nederlanders schijnt jaarlijks een depressie te ontwikkelen. Met al onze vrijheid, welvaart en onbegrensde mogelijkheden wordt de mens steeds leger, platter en ongelukkiger. We zijn meer met onszelf bezig en ongevoeliger voor de wereld om ons heen. En nog een vreemde ontwikkeling: we zijn helemaal niet zo individualistisch geworden, maar zijn steeds meer op elkaar gaan lijken. Dat moet ook wel, want in een flexibele economie moet je je kansen grijpen en dat betekent dat je de kunst moet verstaan om in ieder geval ‘voor te wenden’ dat je uitblinkt, maar niet teveel afwijkt, want dan ‘pas je niet in het team’ en dat betekent in een tijd dat het ontslagrecht steeds meer versoepeld wordt dat je alvast je spullen kan gaan pakken. Dat geldt voor de werknemer, maar nog sterker voor de flexwerker of freelancer die overal immers dezelfde goede indruk moet maken om zijn ‘product’ te verkopen.

Oud en nieuw links nu
Terug naar het onderscheid tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ links. ‘Oud’ links betekent dat je simpelweg de vorige oorlog aan het voeren bent. Je politieke idealen zijn afgestemd op een vorige fase van het kapitalisme. D’66 is bijvoorbeeld oud links, met zijn grote nadruk op democratisering. In een tijd van grote politieke desinteresse is dat volledig de verkeerde weg. Dit geldt ook voor een deel van GroenLinks, dat met behulp van een versoepeling van het ontslagrecht denkt de vrijheid van minderheden te vergroten maar daardoor de rat-race versterkt en mensen nog meer dwingt om zich voortdurend aan het keurslijf van elke nieuwe werkgever aan te passen. Zogenaamde politieke vernieuwingsbewegingen als Luxvoor die denken via een vooral economische gedefinieerde ‘ontplooiingsstaat’ mensen vrijer te kunnen maken slaan om dezelfde reden de plank geheel mis. ‘Nieuw Links’ betekent volgens mij het centraal stellen van geluk in het politieke en economische beleid. Het betekent dat je je verzet tegen de alsmaar sterker wordende prestatiedruk en de maatschappelijke gelijkmakingsmachine. Mensen zouden niet alleen de mogelijkheden moeten krijgen maar ook gestimuleerd moeten worden om zich niet-economisch te ontwikkelen, om na te denken over de werkelijke inhoud van hun leven, over datgene wat je niet kan kopen. Het betekent dat de nadruk komt te liggen op authenticiteit, op een werkelijk individualisme dat echter nooit zonder de steun van de gemeenschap kan ontstaan. Er moet een halt toegeroepen worden aan de overspannen productiegekte van de economie en vrijheid dient niet als kansen, maar als tijd te worden gedefinieerd.

Pronk en ontslagrecht
Of iemand als Jan Pronk of Lilianne Ploumen die tijdgeest goed begrijpen is moeilijk te zeggen. Wel vind ik het standpunt tegen versoepeling van het ontslagrecht van Pronk uitgesproken ‘nieuw links’ in mijn definitie, al vraag ik me af of hij dat vanuit de juiste motivatie doet. Dat ik vind dat het ontslagrecht niet versoepeld mag worden heeft er niet mee te maken dat ik graag terugwil naar een vorige fase van het kapitalisme waarin mensen hun leven lang bij dezelfde baas blijven, maar dat ik vind dat de beslissing om weg te gaan eerst en vooral bij het individu zelf moet liggen en niet bij de werkgever. Deze wordt bij problemen gedwongen om op een open en eerlijke manier met een medewerker die moeilijk ligt in gesprek te gaan om gezamenlijk tot een plan te komen. Dat is veel ‘menselijker’ dan je te verschuilen achter de gezichtsloze procedure van het ontslagrecht. Het stimuleert daarnaast ook een kritische houding bij medewerkers, wat leidt tot een meer individualistische cultuur dan wanneer je je moet aanpassen omdat je er ieder moment kan uitvliegen.

Pronk lijkt me verder een exponent van het emotionele links waar ik eerder wel kritisch over geschreven heb. Toch geloof ik dat een stevige linkse koers in de PvdA niet verkeerd zou zijn, wellicht zou het de discussie kunnen stimuleren en de partij zo naar een meer afgewogen ideologisch politiek beleid kunnen leiden, in plaats van de vlees-noch-vissige middenkoers van Wouter Bos. Misschien is er wel een oude man nodig om de partij weer een broedplaats te maken voor nieuwe ideeën.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s