Een tijdje geleden sprak ik hier over pornografie en de nadruk die daarbinnen op de uiterlijke vorm van seksualiteit wordt gelegd. Door zo de nadruk te leggen op technieken en handelingen mist men de grillige kern van de seksualiteit, was mijn commentaar. Ik trok dat door naar andere delen van de cultuur, bijvoorbeeld de verhouding tussen kinderspel en georganiseerde sportwedstrijden. Zodra je je teveel richt op de techniek dan verdwijnt langzaam het doel waar je eigenlijk naar op zoek was.
Nu is dat volgens de Franse psychoanalyticus Jacques Lacan het kenmerk van de perverseling. In onze cultuur fungeert bijna alles als een teken, dat wil zeggen dat het naar iets anders verwijst. Een voorbeeld is een beha. Een beha kan je erotiseren. Dan komt dat omdat de beha naar borsten zou kunnen verwijzen en borsten zouden een seksuele betekenis kunnen hebben. Wat doet nu de perverseling? Die erotiseert de beha niet omdat deze een verwijzing is, maar ziet de beha zelf als seksueel opwindend: als een fetisj. Hier vindt een betekenisverschuiving plaats, de perverseling verlangt niet naar wat er achter het teken hangt, maar naar het teken zelf.
Je zou dus ook kunnen zeggen dat pornografie pas pervers is, als deze de plek van de seksualiteit inneemt. Zolang pornografie een verwijzing blijft bevatten naar iets anders, heeft het meer een erotische, seksopwekkende werking. Pas als je porno gaat lezen alsof het ‘echter’ is dan de werkelijkheid, en de werkelijkheid moet gaan voldoen aan die pornografie, dan is er iets mis. Pornografie, de plaatjes, de verhaaltjes en de beelden, zouden een verlangen moeten oproepen naar The Real Thing en niet de plaats daarvan in moeten nemen. Ik geloof dat dat ook hetgene is waar iemand als Ariel Levy kritiek op heeft, een bimbocultuur waarin porno de plaats van de werkelijkheid inneemt, tot fetisj wordt gemaakt.
In hoeverre is dit niet echter sowieso een kenmerk van die cultuurperiode die destijds het postmodernisme werd gedoopt? De Franse filosoof Baudrillard sprak al over een hyperrealiteit. Dat betekent dat datgene wat je door de massamedia aan informatie binnenkrijgt echter voelt dan de realiteit. Toen ik voor het eerst in Afrika kwam had ik ook een onwerkelijk gevoel, alsof ik ineens door een omgeving heen liep die ik uitstekend kende van televisie, maar daardoor ook onecht was. De plaatjes zijn bekend, maar lijken ‘echter’ op televisie dan in werkelijkheid. Kun je iets perversers bedenken?
Fundamentalisten zijn ook perverselingen, heeft de Sloveense filosoof Slavoj Zizek al eens geopperd. Want fundamentalisten zien de letter van het heilige boek niet als een verwijzing naar iets heiligs, iets groots, wat daar achter ligt, maar vereren het boek zelf in al zijn letterlijkheid. Zowel George Bush als de islamitische fundamentalisten maken daarbij dezelfde fout. Om het Bijbels te zeggen: zij aanbidden het Gouden Kalf. Of om het nog anders te zeggen: hun heilige boek wordt hun fetisj. Er is niets mis met geloof, maar echte gelovigen weten dat de tekst altijd naar iets anders verwijst en niet op zichzelf heilig is. Niets is daarom postmoderner dan fundamentalisme.
Pornografie als fetisj, de hyperrealiteit van Baudrillard, het fundamentalisme: waar komt al die perversie vandaan en wat kunnen we ertegen doen? Linkse auteurs als Sennett, Jameson en Harvey hebben al aangegeven dat er verband is tussen het postmodernisme en de cultuur van het nieuwe kapitalisme of het neoliberalisme. Marx zelf sprak al over goederenfetisjisme, de neiging om goederen op zichzelf te gaan waarderen in plaats van ze te zien als producten van arbeid of middelen om andere dingen mee te doen. Veel mensen bijvoorbeeld streven naar meer geld om meer goederen te kopen, maar verliezen daarmee het zicht op het streven naar geluk wat daarachter zit. Je begint ooit met het vergaren van bezittingen om gelukkiger te worden, maar vergeet op den duur die reden en het vergaren van rijkdom wordt een doel op zichzelf. Ook dat is pervers, maar onze hele cultuur en de politiek is op dat idee gebaseerd. Geen wonder dat je deze perversie dan op alle gebieden van de cultuur terugziet. Perversie wordt de dominante levensmodus, de bril waarmee we naar de wereld kijken. Dat ligt denk ik zelfs dieper dan het kapitalisme, het is een alomvattende betekenishorizon geworden in onze technologisch denkende samenleving,
Kunnen we er wat tegen doen? Ik ben niet zo’n cultuurpessimistische somberaar dat ik dat niet geloof. Het beste kunnen we leren van de perverselingen. Mensen met een fetisj kunnen die gevoelens vaak prima scheiden van de werkelijkheid. Iemand die houdt van latex, weet wel dat hij of zij eigenlijk verlangt naar iemand in dat latex en niet naar het kledingsstuk zelf. Dat neemt niet weg dat die persoon intens kan genieten van zijn fetisj. Belangrijk is daarom dat we ons telkens weer bewust worden van onze eigen perversiteiten, zonder deze helemaal te willen verwerpen. Want de perversie van de techniek en het kapitalisme levert ook een enorme energie en heeft onze beschaving in een aantal opzichten (bijvoorbeeld in de gezondheidszorg en de democratie) veel goeds gebracht. Wat ons te doen staat is het bewust en kritisch cultificeren van ons eigen fetisjisme.