‘We zouden het lef moeten hebben het strafbaar te stellen om gewelddadige pornosites, zoals http://www.onderdwang.nl of http://www.savagerape.com, waar verkrachting, seks met kinderen en dieren en andere perversiteiten worden gepromoot, in bezit te hebben of te vervaardigen. Immers, prostitutie en internetporno zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.’
‘Een verbod op bijvoorbeeld gewelddadige pornografie bant die ondeugd niet uit, maar voorziet haar wel van het label van het verbodene. Het herinnert de gebruiker eraan dat dergelijk gedrag niet "normaal" wordt geacht in deze samenleving. Zouden we extreem gewelddadige pornografische beelden en video’s verbieden, dan ‘zijn ze weliswaar niet onbereikbaar geworden, maar dan is er wel tussen het verlangen en de vervulling daarvan een uitstel gekomen van moeizaam zoeken en beschaamde aanschaf. Dat geeft de lustbevrediging de traagheid mee waarin het morele besef (zelfs in zijn overtreding) onwillekeurig overeind blijft.’
Bovenstaande zijn twee citaten uit het recent gepubliceerde pamflet Hoerenlopen is niet normaal van Amsterdams PvdA gemeenteraadslid Karina Schaapman. Het eerste citaat is van haarzelf, in het tweede citeert zij Ger Groot. De kern van het geschrift is een aanval op de heersende idee dat prostitutie een ‘normaal’ beroep is, zoals alle andere. Schaapman overtuigt met een pleidooi dat dit niet zo is, dat vrouwen die de prostitutie ingaan dit vaak onvrijwillig doen en dat niet elk seksueel verlangen van mannen in werkelijkheid vervuld hoeft te worden. Een in mijn ogen redelijk en overtuigend betoog.
Waar ik hier op in wil gaan is een zijweg die zij in haar pamflet bewandelt. In bovenstaande citaten komt naar voren dat zij naast een verbod op prostitutie ook pleit voor een verbod op bepaalde ‘extreme’ vormen van pornografie. Zij is niet tegen pornografie op zich, maar wel tegen vormen van pornografie die gedrag aanmoedigen dat in haar ogen ‘abnormaal’ is. Gewelddadige en afwijkende seksuele beelden zouden mensen tot dit soort gedrag stimuleren. Ze zouden bovendien bijdragen aan de maatschappelijke acceptatie van gewelddadige seksualiteit. Volgens Schaapman moeten we voorkomen dat dit gebeurt, dit gedrag dient expliciet afgewezen te worden door middel van een verbod op extreem pornografisch beeldmateriaal. Schaapman wil de seksuele fantasie disciplineren.
In mijn ogen zou een dergelijk beleid echter een ernstige regressie betekenen van de liberale vrijheden die sinds de jaren ’60 in ons land en daarbuiten veroverd zijn. Een dergelijk verbod zou ten eerste in de praktische uivoering op allerlei problemen stuiten. Ten tweede betwijfel ik of het verbod het effect heeft dat Schaapman en Groot ervan verwachten. Ten derde wil ik het idee van beschaving, dat impliciet achter het idee van een criminalisering van de vervaardiging of het in het bezit hebben van extreme pornografie zit en dat vooral in het citaat van Ger Groot naar boven komt, principieel ter discussie stellen.
Het grote praktische probleem bij een verbod op extreme pornografie is een definitiekwestie. Wat is extreem? En wie bepaalt wat normaal is en wat niet? Vallen SM en bondage-sites onder het label ‘gewelddadige’ pornografie? Ook als het hier gaat om seksueel geweld dat door de ‘slachtoffers’ vrijwillig wordt ondergaan? Japanse Manga-films, waarin kleine meisjes op wrede manier door tekenfilmmonsters worden aangerand, vallen die ook onder de noemer extreme pornografie? En kunst, waarin seks en geweld voorkomen? Moet een Pasolini film als Saló eveneens worden verboden? Waar leggen we de grens van het verbod en vooral: wie legt die grens? Wie bepaalt welke vorm van seksualiteit ‘normaal’ gevonden mag worden? Mij beangstigt het idee van een comité dat ons gaat vertellen hoe we wel en hoe we geen seks mogen hebben. Liever spreek ik dan niet over normale of abnormale seks, maar over vrijwillige en onvrijwillige seks. Maar dan nog is er een verschil tussen fantasie en praktijk.
Dagelijks worden we op televisie, in films en in computerspelletjes overspoeld met geweld. Er zijn lange tijd discussies en onderzoeken geweest naar de negatieve effecten van dit geweld. In hoeverre worden mensen hierdoor gestimuleerd om dit na te bootsen? Natuurlijk is er altijd een minderheid die gevoelig is en inderdaad overgaat tot imitatie, maar is dit genoeg om media waarin geweld voorkomt voor iedereen dan maar te verbieden? De meeste mensen kennen het verschil tussen fantasie en werkelijkheid wel. Waarom zou dit anders zijn voor seksualiteit? Een verkrachting is voor sommigen een vorm van seksuele fantasie, die ze echter nooit in het echt zouden willen uitvoeren of ondergaan. Net zo min als dat mensen die naar een actiefilm kijken in werkelijkheid echt iemand dood zouden willen schieten.
Natuurlijk, zodra het pornografisch materiaal op een misdadige manier geproduceerd is, dus niet met acteurs maar met ‘echte’ verkrachting of marteling (‘snuff movies’), of met kinderen of dieren, dan zou dit zonder meer verboden moeten zijn en de makers zouden streng gestraft moeten worden. Voor zover ik dat weet is dit nu al het beleid. Maar zodra het gaat om een legale manier van productie, dan moet je uit kunnen gaan van de beschaving in mensen zelf. Het besef dat leeft in mensen dat er een verschil is tussen fantasie en werkelijkheid.
Dat is uiteindelijk ook mijn meest principiële verschil van inzicht met Schaapman en Groot. In hun ogen zit er een directe band tussen de verbeelding van een maatschappij en de morele structuur daarvan. Om de morele structuur te verbeteren, dient de verbeelding gedisciplineerd te worden. Er moet een onderscheid gemaakt worden in datgene wat normaal en wat niet normaal is. Maar door afwijkend gedrag te criminaliseren of uit het oog te verbannen raak je het niet kwijt. Veel sympathieker is mij dan ook de meer liberale strategie van het incorporeren van het afwijkende in de maatschappij. Volgens de idee van de vrijheid van meningsuiting moet je in principe alles kunnen zeggen. Zelfs als het om antidemocratisch gedachtegoed gaat. Dat betekent echter niet dat je alles kan doen wat je mag zeggen. De sfeer waarin de mening geuit mag worden staat los van de praktische inrichting van de samenleving zelf. Antidemocratische elementen kunnen daarom hun verhaal kwijt, zolang ze het maar bij woorden houden en niet overgaan tot geweld.
Naar analogie van de vrijheid van meningsuiting zou er in een democratische maatschappij een vrijheid van verlangen moeten zijn. Een (seksueel) verlangen is niet zoiets als een mening, je kunt het niet weerleggen met argumenten. Als iemand een verlangen heeft, dan is dat een feit. Je kunt hoogstens zeggen dat je het specifieke verlangen abnormaal of vies of afkeuringswaardig vindt. Vrijheid van verlangen creëert een sfeer van beelden die zuiver bestaan omwille van seksueel genot van individuen. Maar er is een grote kloof tussen deze sfeer en de werkelijkheid. Verlangens kunnen niet in de praktijk worden uitgevoerd, zolang er niet alleen volledig toerekeningsvatbare, meerderjarige en vrijwillige individuen aan het gerealiseerde verlangen participeren. Sommige verlangens zullen daarom nooit uitgevoerd mogen worden. Net zoals sommige politieke overtuigingen nooit zullen worden doorgevoerd.
In plaats van een verbod a posteriori, zouden burgers a priori via onderwijsinstellingen bekend gemaakt moeten worden met het grote verschil tussen verlangen en werkelijkheid. Net zoals iedere Nederlander op de hoogte zou moeten zijn van de verkeersregels, zo zou men bekend moeten zijn met deze scheiding tussen fantasie en praktijk. Wellicht zouden pornografische sites een ‘bijsluiter’ moeten krijgen, zoals sigaretten, alcohol en financieel risicovolle producten dat nu hebben. Maar verbieden zouden we niet moeten doen. Omwille van de vrijheid van verlangen.