De beer die een beer wou blijven

Bear Vroeger werd ik voorgelezen uit een kinderboek dat De beer, die een beer wou blijven heette. Een boek met prachtige illustraties, maar met een treurig en onheilspellend verhaal. Het ging over authenticiteit.

In het kort: een beer kruipt in zijn hol voor een winterslaap. Terwijl hij slaapt wordt het bos boven zijn hol door mensen gesloopt en vervangen door een fabriek. Als de beer na de winter wakker wordt, zien de mensen in de fabriek hem aan voor een arbeider. Hij wordt gedwongen in het bedrijf te werken, hij moet zich scheren en in een overall rondlopen. Natuurlijk maakt dat hem ongelukkig. Als de winter weer dichterbij komt raakt de beer zo vermoeid dat de fabriek hem ontslaat. Hij trekt de wijde wereld in, maar is intussen vergeten hoe het alweer was, om beer te zijn. Hij gaat zitten voor een berehol. Het boek besluit met: ‘Ik heb de indruk dat ik iets belangrijks vergeten ben, dacht hij. Maar wat?’

Ziedaar: in een notedop het begrip vervreemding zoals dat in de (jong-)marxistische en existentialistische filosofie naar voren komt. En wat een onderwerpkeuze! De beer, gelukkig in zijn natuurlijke cyclus, met elk jaar zijn winterslaap, wordt opgenomen in een technologische wereld, waardoor hij van zijn ‘soortwezen’vervreemdt. De moraal van het boek ligt voor de hand: blijf bij jezelf, bij je eigenlijke soortwezen. Industrialisatie en technologie hebben ons vervreemd van dat oorspronkelijke ‘zijn’. Daarom zijn we ongelukkig. Hebben we permanent het gevoel dat we iets missen.

Het idee van de mens die vervreemd is vinden we natuurlijk al bij Rousseau. De mens is van nature goed, maar wordt gecorrumpeerd door de beschaving. De ‘edele wilde’ leeft nog in harmonie met de natuur, de geciviliseerde mens is door regels en instituties uit balans geslagen. De jonge Marx verbond dit idee van vervreemding (dat hij overigens overnam van Hegel) aan de moderne arbeiders die door het routineuze, geestdodende werk in de fabrieken van hun eigenlijke mens-zijn afgedwaald waren geraakt. Marx sprak in die tijd over het ‘soortwezen’(Gattungswesen) van de mens, dat hij definieerde als ‘vrije bewuste levenswerkzaamheid’.

Vooral na de Tweede Wereldoorlog werd de jonge Marx herontdekt. Het ‘humanistische marxisme’ paste goed in een tijd dat ook het existentialisme grote populariteit genoot. De Franse communist Althusser is bekend geworden door zijn aanval op dit ‘essentialistische’ marxisme. Volgens Althusser zat er een grote kloof tussen de jonge en de oude Marx. De jonge Marx zou nog teveel hebben overgenomen van links-hegeliaanse filosofen zoals Feuerbach. Spreken over het ‘soortwezen’ van de mens is namelijk zelden een wetenschappelijke uitspraak. Het is eerder een moreel oordeel, waarbij de filosoof in kwestie zijn ideaal van mens-zijn uitroept tot een absolute Waarheid (en op wil leggen aan andere mensen). Natuurlijk, er zijn kenmerken die ieder mens heeft (we moeten allemaal eten, slapen, de liefde bedrijven enz.) maar wat de mens in zijn leven zou moeten doen om in harmonie te raken, om gelukkig te zijn, is niet vastgesteld. Dat moet ieder individu voor zichzelf uitvinden.

Dat is dan ook het verraderlijke in het kinderboek over de beer. Nietzsche zei ooit over het verschil tussen mens en dier dat dieren wél en mensen níet zijn vastgesteld. Voor dieren is van te voren bepaald wat ze doen: ze zoeken naar voedsel, eten, drinken, paren, krijgen kinderen enz. Dat is allemaal instinct, ze hebben geen vrijheid. Zo ook voor de beer. Als je dus een beer laat figureren in een kinderboek met een duidelijk moraliserende strekking (en die beer staat symbool voor de vervreemde mens), dan zeg je impliciet dat mensen wél zijn vastgesteld. Het boek draagt daardoor een humanistische filosofie uit. Want humanisten denken te weten wat de ‘ware’ behoeften van ‘de’ mens zijn.

Moeten we daarom de hele filosofie van het kinderboek maar verwerpen? Ik denk het niet. Vervreemding mag misschien geen objectieve basis hebben, er bestaat bij veel mensen wel degelijk een gevoel van vervreemding. Het idee dat je opgeslokt wordt door de anonieme structuren van de beschaving, van instituties, van de staat, van de markt. Het alledaagse ‘moeten’. Dit gevoel van vervreemding zet ons telkens weer aan om al die structuren en instituties onder de loep te nemen en opnieuw op hun merites te beoordelen. Zodra we door hebben dat dit gevoel niet alleen ons als individu aangaat, maar dat er ook anderen zijn die dit delen, kunnen we ons aaneensluiten in politieke partij, vakbond of actiegroep om wat te veranderen aan de structuren die dat gevoel veroorzaken. Marx begreep dat.

Hiervan wijkt De beer die een beer wou blijven echter af. De beer is alleen en blijft alleen. Waarom zijn er niet meer beren in de fabriek? Hij ziet geen andere uitweg dan resignatie, zich terugtrekken in zijn authentieke holletje. Conservatieve filosofen van Schopenhauer tot Heidegger hebben ons altijd proberen wijs te maken dat dit de enige oplossing is om de mens te behoeden voor het leed in de wereld. Onthoud je zoveel mogelijk van het aardse leven, blijf bij jezelf. Maar zo origineel, zo authentiek zijn we als individu helemaal niet. Niemand is ‘de enige beer’. En daarop is linkse politiek uiteindelijk gegrondvest: een (unieke) beer te zijn, tussen de beren. Tijd voor een nieuw kinderboek!

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s