De discussie over ‘links en de moraal’ staat de laatste jaren weer volop in de belangstelling. Denk bijvoorbeeld aan de recente Socrateslezing van Tsjalling Swierstra en Evelien Tonkens die ik hier eerder heb besproken, of aan de onder redactie van dezelfde Tonkens uitgebrachte bundel onder de naam ‘Handboek moraliseren’. Niet zo heel lang geleden was er ook een symposium van de Wiardi Beckman stichting over dit onderwerp. Wat me daarbij telkens maar weer opvalt is de behoedzame wijze waarop met dit onderwerp omgegaan wordt. ‘Links zijn’ is toch in de eerste plaats een ethische keuze? Is het niet voor de hand liggend dat juist bij links de eigen moraal helder en duidelijk naar voren gebracht dient te worden?
Mijns inziens wortelt dit probleem al langer in de geschiedenis van het progressieve denken. Om dat aan te tonen, wil ik een eeuw terug gaan in de tijd. Toen schreef de dichteres en marxiste Henriëtte Roland Holst in het linkse tijdschrift De Nieuwe Tijd de volgende woorden over de ethiek achter het socialisme:
‘Het etisch ideaal van het proletarisch socialisme berust op wetenschap, op kennis van den aard der maatschappij en den gang van hare ontwikkeling. En tevens komt het op uit de behoeften van het proletariaat als strijdende klasse. Zoo is het een kind van wetenschap en strijd, beide te samen bepalen het, maken het tot wat het is. Het stelt niet den met het wezen eener klassenmaatschappij onverenigbare, in haar onvervulbare eisch van algemeene menschen- en naastenliefde van gelijke gezindheid en handelwijze tegen allen. Het kent geen naasten, het kent slechts genooten of vijanden.’
De politiek commentator Isaäc P. de Vooys reageerde op deze uitspraken in het meer gematigd linkse tijdschrift De beweging. Er viel hem een dubbelzinnigheid op in het marxistische denken: aan de ene kant spreekt men over hoge ethische idealen die men gerealiseerd wil zien (in de woorden van Roland Holst: ‘broerschap en eenheid der menschen’) aan de andere kant de behoefte om de ethiek systematisch af te leiden uit de idee van de materialistische klassenstrijd. In mijn ogen heeft De Vooys hier een wezenlijk punt te pakken, een euvel waar ook het postmoderne links nog aan lijdt. Want wat Roland Holst hier doet is het ontlopen van een discussie over ethiek, over moraal. In plaats daarvan beroept ze zich op het proces, waardoor die ethiek als vanzelf weer naar boven zal komen. En dat proces was destijds natuurlijk de historische noodzakelijkheid van de klassenstrijd en de aankomende heerschappij van het proletariaat,
Ziedaar, we zijn een eeuw verder. Tonkens en Swierstra schrijven doen geen uitspraken over de moraal, maar hebben het wederom over het proces om tot een moraal te komen. In ons huidig geïndividualiseerde tijdperk is dat natuurlijk al lang niet meer de heroïsche strijd van de arbeidersklasse tegen zijn burgerlijke overheerser, ditmaal is het proces de dialoog tussen hulpverlener en burger. Natuurlijk moeten we voorzichtig zijn met het opleggen van onze moraal. Daarom gaan we die dialoog in met veel zelfspot. Prachtig allemaal (met die aantekeningen die ik eerder heb gemaakt) maar wat is nu de inhoud van het gemoraliseerde? Waarom wordt daar zo weinig over gesproken?
Ik wil absoluut niet naar een Etzioni-achtige conceptie van ‘shared values’ toe. Maar zou het niet eens goed zijn om binnen links te discussiëren over de feitelijke inhoud van onze moraal, in plaats van voortdurend te praten over hoe die moraal in een tweegesprek tot stand zou moeten komen? Bij een partij als de Christenunie staan zogenaamde immateriële onderwerpen hoop op de agenda. Maar zie ik ook bij linkse partijen terugkomen dat ze expliciet vóór het homohuwelijk zijn, vóór de vrije keuze voor abortus, vóór euthanasie? Als links zich niet wat sterker en zelfverzekerder op een dergelijke moraal gaat bezinnen dan kan zij ook moeilijker een vuist maken tegen reactionaire partijen als de CU, die op veel punten de tijd letterlijk terug willen draaien. Het zou eens afgelopen moeten zijn met die eeuwlange obsessie van progressieve politici met de onderbouw. Er valt juist veel winst te behalen (en veel te verliezen) op het gebied van de (ethische) bovenbouw.