Het individualisme was het marxisme van de jaren ’80 en ’90. Het werd met even grote overtuiging en dogmatiek aan de man gebracht en de verwachtingen waren eveneens hooggespannen. De autonoom denkende mens zou in een wereld van steeds veranderende zekerheden zijn eigen levenspad kiezen. Absolute individuele vrijheid was een antwoord op het collectivisme van oudere bewegingen, zoals het marxisme. Het paste bij een postmoderne levensstijl, waarbij niets meer vast stond, alles vloeibaar was geworden.
Twee stukken uit het NRC dit weekend trokken mijn aandacht. De column van Bas Heijne en een artikel over de Duitse onderwijspedagoog Thomas Ziehe. In zijn column bespreekt Heijne het failliet van het autonomie-ideaal:
(…) waar niemand rekening mee gehouden had, was dat die felbegeerde autonomie onwillekeurig gevoelens van vervreemding en onveiligheid met zich mee bracht. Als ieder mens ongenaakbaar op zichzelf moest staan, zonder God, omringd door heel veel anderen, waar kon hij zichzelf dan nog thuis voelen, zich koesteren in een gemeenschap die geborgenheid schonk?
Heijne schetst in zijn column de opkomende behoefte aan wat hij ‘geloof’ noemt, een hoogstpersoonlijke ideologie of religie. De Grote Verhalen zijn niet verdwenen, zijn ze zijn alleen ‘geprivatiseerd’, we hebben allemaal onze eigen ideologie gebouwd. Aan de andere kant schrijft hij ook over de angst voor dogmatiek. De keerzijde van dat geloof is dat mensen hun overtuiging tot absolute waarheid verklaren en dat elke discussie onmogelijk wordt.
De Duitse onderwijspedagoog Thomas Ziehe vertelt dat kinderen in de huidige periode van individualisering juist behoefte hebben aan structuur. Niet de profeten van het Nieuwe Leren hebben gelijk, want kinderen worden alleen maar verward van al die vrijheid. Maar ook een terugkeer naar traditionele leermethoden is volgens Ziehe geen optie, moderne schoolkinderen bereik je niet met ouderwetse discipline. Er zijn nieuwe structuren nodig. Belangrijk is bijvoorbeeld dat kinderen via kleine rituelen leren om directe behoeftebevrediging uit te stellen. Ze moeten leren begrijpen dat op de lange termijn aan iets werken uiteindelijk een groter gevoel van bevrediging oplevert.
Die nieuwe structuren, het is een beetje mijn stokpaardje. Een mens is niet zoveel zonder een van buitenaf opgelegde ordering. Slechts een windvaantje van emoties, een prop onbeheerste genotzucht en geilheid. Nietzsche zei ooit dat de mens het niet-vastgestelde dier is. Dieren hebben een instinct, ze zijn voorgeprogrammeerd hoe ze zich in een bepaald milieu moeten gedragen, naar voedsel moeten zoeken, zich voortplanten, hun kinderen grootbrengen enz. Mensen hebben dat allemaal niet, hebben slechts hele basale instincten meegekregen. De maatschappij, met al haar structuren en instituties, stelt de mens als het ware vast. Als je al die instituties vervolgens inperkt ter ere van het grote autonome individu, dan blijft er slechts een leegte, een onbeheerste innerlijkheid over. Dat is het punt in de geschiedenis waarop we nu zijn aangekomen, we proeven de wrange vruchten van een op hol geslagen subjectiviteit.
Ik ben van plan in het nieuwe jaar dit onderwerp, het zoeken naar nieuwe structuren en instituties (zonder daarbij te vervallen in een naïef conservatisme) verder uit te diepen. Het zou prachtig zijn om de contouren zichtbaar te maken van een individualisme dat echt sociaal is.